Herhalingsles persoonsvorm (les 5)

Persoonsvorm
Hoe kan ik een persoonsvorm vinden?

  • Het is altijd een werkwoord
     
  • Maak de zin vragend. Het woord dat vooraan komt te staan, is de persoonsvorm.
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1,2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slide and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Persoonsvorm
Hoe kan ik een persoonsvorm vinden?

  • Het is altijd een werkwoord
     
  • Maak de zin vragend. Het woord dat vooraan komt te staan, is de persoonsvorm.

Slide 1 - Slide

De persoonsvorm is altijd:
A
het onderwerp
B
verleden tijd
C
tegenwoordige tijd
D
een werkwoord

Slide 2 - Quiz

6

Slide 3 - Video

00:34
Wat is de stam van rennen?
A
ren
B
renn
C
rennen
D
rende

Slide 4 - Quiz

02:04
De persoonsvorm is altijd een ....
A
persoon
B
werkwoord
C
een groepje woorden
D
tegenwoordige tijd

Slide 5 - Quiz

03:01
In de tegenwoordige tijd eindigt een hij-vorm woord nooit op een ....
A
t
B
d
C
dt

Slide 6 - Quiz

05:33
Blijft het bind of wordt het bindt?
A
bind
B
bindt

Slide 7 - Quiz

06:43
Wordt het rijd of rijdt?
A
rijd
B
rijdt

Slide 8 - Quiz

06:59
Deze mevrouw is echt goed in...
A
Duits
B
Frans
C
Fries
D
Nederlands

Slide 9 - Quiz

Sleep het goede woord naar de persoonsvorm.
Persoonsvorm
loopt
plaats
kampioen
lacht
zijn

Slide 10 - Drag question

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:
Sander fietst elke dag naar school.
A
Sander
B
fietst
C
elke dag
D
naar school

Slide 11 - Quiz

Wat is de pv in de volgende zin:
Pieter en Kim zaten bij elkaar in de klas.
A
Pieter en Kim
B
zaten
C
bij elkaar
D
in de klas.

Slide 12 - Quiz

Welk woord is de pv?
Jannes heeft een kastanje weggeschopt.

Slide 13 - Open question

Welk woord is de pv?
Huppelde zij nou naar school?

Slide 14 - Open question

Hoe vond je de les?

Slide 15 - Mind map