Herhaling H5 Samenstelling / Trap van vergelijking

Herhaling H5
1 / 42
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Herhaling H5

Slide 1 - Slide

Herhaling H5
Samenstellingen & trappen van vergelijking
Hallo 2K,
Jullie gaan in deze les bezig met samenstellingen en de trappen van vergelijking. Lees alles goed door, zodat je de vragen kunt beantwoorden.

Ik kan zien wat je hebt ingevuld en hoe lang je er mee bezig bent geweest. Bij afraffelen en doorklikken krijg je extra opdrachten.

Succes!

Groet,
Mevr. Ruiter

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Welke woorden zijn een samenstellling?
Samenstelling
Handzeep
betaling
kortingscode
boekenkast
haalbaar
slaperig

Slide 4 - Drag question

Wat betekent stropop?

stro - pop
A
de stroop is op
B
een saai persoon
C
een pop van stro
D
het opstropen van je mouwen

Slide 5 - Quiz

Wat betekent geldzak?

geld - zak
A
iemand die gierig is
B
een zak waar geld in zit of geld in bewaard kan worden
C
een broekzak vol geld
D
iemand die veel geld verdient

Slide 6 - Quiz

Wat betekent kleurrijk?

kleur - rijk

Slide 7 - Open question

Extra uitleg
Samenstellingen

Slide 8 - Slide

Instructie
  • Sommige woorden bestaan uit twee of meer woorden.
  • Die woorden noem je samengestelde woorden of 
      samenstellingen.
  • Het laatste deel van de samenstelling is het belangrijkst.

Slide 9 - Slide

Instructie
1) groente + soep = groentesoep (hier gaat het om de soep)
2) soep + groente = soepgroente (hier gaat het om de groente)




Slide 10 - Slide

Instructie
Het laatste deel van de samenstelling bepaald ook het lidwoord dat er voor komt te staan. 

(het) brood + (de) trommel = DE broodtrommel




Slide 11 - Slide

Instructie
De meeste samenstellingen staan niet in het woordenboek. Je kunt dan de losse woorden opzoeken.

Bijvoorbeeld: importverbod
  1. zoek op import
  2. zoek op verbod
  3. combineer de antwoorden die je gevonden hebt




Slide 12 - Slide

Maak samenstellingen
fruit
school
leerlingen
slag
automaat
raad
leiding
ader

Slide 13 - Drag question

Kies het juiste lidwoord.
.... papierhandel
A
de
B
het

Slide 14 - Quiz

Kies het juiste lidwoord.
.... vmbo-leerling
A
de
B
het

Slide 15 - Quiz

Kies het juiste lidwoord.
.... vuurtoren
A
de
B
het

Slide 16 - Quiz

Kies het juiste lidwoord.
.... hoekhuis
A
de
B
het

Slide 17 - Quiz

Kies het juiste lidwoord.
.... iPhonehoesje
A
de
B
het

Slide 18 - Quiz

Hoe schrijf je de trappen van vergelijking?

de stellende trap: zo eenvoudig mogelijk
de vergrotende trap: zet -er of -der achter de stellende trap
de overtreffende trap: zet -st achter de stellende trap

klein - kleiner - kleinst
dapper - dapperder - dapperst

Slide 19 - Slide

Hoe schrijf je de trappen van vergelijking?

de stellende trap:          zo eenvoudig mogelijk
de vergrotende trap:    zet -er of -der achter de stellende trap
de overtreffende trap: zet -st achter de stellende trap

klein - kleiner - kleinst
dapper - dapperder - dapperst

Slide 20 - Slide

Trappen van vergelijking
1. blond - 2. blonder - 3. blondst                                        1.goed - 2.beter - 3. best    
1 als bij hetzelfde            2 dan  bij groter/kleiner            3                   geen als/dan
1. Mevrouw van Hoof is even blond als een labrador
2. Mevrouw van Hoof is blonder dan mevrouw Celik
3. Mevrouw van Hoof is dus het blondst
1. De griep is even goed te behandelen als het coronavirus
2. De griep is beter te behandelen dan het coronivirus
3. De griep is het best te behandelen. 

Slide 21 - Slide

als/dan 
=   (even groot) = als
>  (groter) = dan
< (kleiner) = dan 

Slide 22 - Slide

Mevrouw van Hoof is even slim ____ Einstein.
A
als
B
dan

Slide 23 - Quiz

Klaas is groter ..... Jaap.
A
dan
B
als

Slide 24 - Quiz

Jij bent groter ... ik
A
als
B
dan

Slide 25 - Quiz

Ben jij groter als/dan ik?
A
als
B
dan

Slide 26 - Quiz

Onze televisie is even ............... ................... jullie televisie.

A
groot dan
B
groter als
C
groot als
D
groter dan

Slide 27 - Quiz

Onze televisie is even ............... ................... jullie televisie.

A
groot dan
B
groter als
C
groot als
D
groter dan

Slide 28 - Quiz

Erwin is ...... zijn broer
A
groter dan
B
groter als
C
even groot als
D
even groot dan

Slide 29 - Quiz

Wat is goed?
A
Hij is groter dan hem.
B
Hij is groter als hij.
C
Hij is groter als hem.
D
Hij is groter dan hij.

Slide 30 - Quiz

Welke zin is juist?
A
Hij is groter dan mij.
B
Hij is groter als mij.
C
Hij is groter dan ik.
D
Hij is groter als ik.

Slide 31 - Quiz

Wat is goed?
A
Ik ben groter dan hem.
B
Ik ben groter dan hij.
C
Ik ben groter als hem.
D
Ik ben groter als haar.

Slide 32 - Quiz

Welke zin in juist?
A
Hij is groter als mij.
B
Hij is groter dan mij.
C
Hij is groter als ik.
D
Hij is groter dan ik.

Slide 33 - Quiz

Welke zin in juist?
A
Hij is groter als mij.
B
Hij is groter dan mij.
C
Hij is groter als ik.
D
Hij is groter dan ik.

Slide 34 - Quiz

Jullie schoolgebouw is groter dan mijn schoolgebouw.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 35 - Quiz

Mijn broer is groter ... ik.
A
als
B
dan

Slide 36 - Quiz

Dit stuk taart is groter ... dat stuk.
A
als
B
dan

Slide 37 - Quiz

jij bent groter......
A
als mij
B
dan ik

Slide 38 - Quiz

Mijn broer is groter ... ik.
A
als
B
dan

Slide 39 - Quiz

Wat is goed?
A
Zij is groter dan ik.
B
Zij is leuker als ik.

Slide 40 - Quiz

Evaluatie
Schrijf hieronder een bericht voor mevr. Ruiter met het volgende erin:
1. Vond je deze manier van leren juist fijn of minder fijn? Waarom?
2. Wat vond je het moeilijkste onderdeel? Waarom
3. Wat vond je het makkelijkste onderdeel? Waarom
4. Tips en suggesties of gewoon een leuk berichtje voor mevr. Ruiter.

Slide 41 - Open question

Je bent klaar 

Slide 42 - Slide