AMV media beeldvorming (H5) 2025

AMV media beeldvorming 2025
1 / 16
next
Slide 1: Slide
MaatschappijkundeMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

AMV media beeldvorming 2025

Slide 1 - Slide

AMV media beeldvorming 2025
planning:
- nieuws
- uitleg begrippen beeldvorming
- oefenquiz
- opdrachten 1/2 maken
- lezen blz 49
- opdrachten 3/4 maken

Slide 2 - Slide

Welke rol speelt beeldvorming in een maatschappelijk vraagstuk?

Slide 3 - Slide

Begrippen die hier bij horen:
Beeldvorming
Selectieve waarneming
referentiekader
vooroordelen 
stereotypen
censuur
pluriformiteit
Lezen blz 46:
 5.1 beeldvorming

Slide 4 - Slide

Er volgen 10 quizvragen

Slide 5 - Slide

1. Wat is beeldvorming?
A
Als mensen niet door de media beïnvloed worden.
B
Als je leert je eigen gedrag in beeld te krijgen.
C
Als je begrijpt hoe de media werken.
D
Als je een beeld van iets, iemand of een situatie vormt

Slide 6 - Quiz

2. Als je vraagt hoe ze in Duitsland met de wolf omgaan bekijk je het probleem vanuit:
A
De sociaal-culturele invalshoek
B
De sociaal-economische invalshoek
C
Politiek-juridische invalshoek
D
De vergelijkende invalshoek

Slide 7 - Quiz

3. Wat is selectieve waarneming?
A
Mensen kijken op één dag naar tv-programma’s op verschillende zenders.
B
In sommige tv-programma’s staat steeds één bepaalde mening centraal.
C
De media maken elk jaar weer andere soorten tv-programma’s.
D
Mensen kiezen zelf welk tv-programma ze bekijken.

Slide 8 - Quiz

4. Een referentiekader is
A
een persoon die jou aanbeveelt voor een baan
B
een bril waardoor je de werkelijkheid bekijkt
C
een ander woord voor dominante cultuur
D
een ander woord voor je geloof

Slide 9 - Quiz

5. Is een referentiekader subjectief of objectief?
A
Subjectief
B
Objectief

Slide 10 - Quiz

6. Wat is een stereotype?
A
Alle meisjes spelen met poppen
B
Jan haalt een 10 voor wiskunde, dus is een nerd.

Slide 11 - Quiz

7. Wat is een stereotypering?
A
Discriminatie
B
Een vorm van racisme
C
Een vooroordeel over een groep mensen
D
Een vooroordeel over een persoon

Slide 12 - Quiz

8. Wat is pluriformiteit van de media?
A
Dat er veel verschillende soorten media zijn
B
Dat er heel veel media is
C
Dat er veel nieuws wordt uitgezonden
D
Dat er veel buitenlands nieuws wordt getoond

Slide 13 - Quiz

9. Censuur is het tegenovergestelde van persvrijheid.
Wat betekent censuur voor journalisten?
A
Zij krijgen opdracht waar zij over moeten schrijven.
B
Zij mogen niet met hun eigen naam schrijven.
C
De artikelen worden vooraf gecontroleerd.
D
De artikelen mogen maar 1 lettertype geschreven worden.

Slide 14 - Quiz

10. Open vraag
Welke invalshoek past bij de manier waarop de CU tegen dit programma aankijkt?

Slide 15 - Slide

Maken boekje opdracht 1 en 2 blz 47/48
Klaar?
Lees blz 49 (de beïnvloedingstheorieën) 
Maak vraag 3 en 4
timer
1:00

Slide 16 - Slide