What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
âš
Return to search
V2: Herhaling zinsdelen + uitleg mv / bwb
Grammatica - Spelling - Formuleren
Woordsoorten en zinsdelen
1 / 41
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
This lesson contains
41 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Grammatica - Spelling - Formuleren
Woordsoorten en zinsdelen
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Video
Waarom is het handig als je een zin kunt ontleden?
Slide 3 - Open question
Grammatica: zinsontleding
We ontleden een zin altijd in een vaste volgorde:
1. Zoek de pv: persoonsvorm
2. Zoek het wwg: werkwoordelijk gezegde
3. Verdeel de zin in zinsdelen
4. Zoek het ow: onderwerp
5. Zoek het lv: lijdend voorwerp
Slide 4 - Slide
Zinsontleding: de persoonsvorm (pv)
Stap 1: Zoek de pv
Verander de zin van tijd:
tt < .... > vt
Op zondag ontmoette ik mijn nichtje Doete voor het eerst.
Lukt het je niet, probeer het dan door een vraagzin te maken.
Slide 5 - Slide
Zinsontleding: het werkwoordelijk gezegde (wwg)
Stap 2: Zoek het wwg
Het wwg bestaat uit ALLE werkwoorden in de zin.
> Als er 'te' of 'aan het' voor het werkwoord staat, hoort dat erbij.
Bv: Rebekka en Vera hadden heel veel zin om Doete te knuffelen.
> Let ook op scheidbare werkwoorden
Bv: Rebekka
tilt
Doete heel voorzichtig
op
.
Slide 6 - Slide
Zinsontleding: verdeel de zin in zinsdelen
Stap 3: Verdeel de zin in zinsdelen
Hoe je dat doet, zie je op de volgende slide.
Op zondag / ontmoette / ik / mijn nichtje Doete / voor het eerst.
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Zinsontleding: het onderwerp (ow)
Stap 4: Zoek het onderwerp
Stel de vraag: Wie of wat + wwg?
Op zondag / ontmoette / ik / mijn nichtje Doete / voor het eerst.
Wie ontmoette?
?? antwoord =
ik
Slide 9 - Slide
Zinsontleding: het lijdend voorwerp (lv)
Het lijdend voorwerp
(LV)
komt voor in zinnen waarin iets/iemand wat overkomt of ondergaat.
Zo vind je het lijdend voorwerp
1
. Noteer onderwerp en werkwoordelijk gezegde
2
. Stel de vraag:
W
at of wie + wwg + ow?
niet elke zin heeft een lijdend voorwerp!
een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel!
Slide 10 - Slide
Zinsontleding: het lijdend voorwerp (lv)
Stap 5: Zoek het lv
Stel de vraag: Wat of wie + wwg + ow?
Op zondag / ontmoette / ik / mijn nichtje Doete / voor het eerst.
Wie ontmoette ik?
?? antwoord =
mijn nichtje Doete
Slide 11 - Slide
Welke vraag stel je als je het lijdend voorwerp wilt vinden in een zin?
Slide 12 - Open question
Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
Max laat zijn hond Bruno uit.
Stel de vraag: Wat of wie + wwg + ow?
A
Max
B
zijn hond
C
Bruno
D
zijn hond Bruno
Slide 13 - Quiz
Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
Liet Mats Joost expres over zijn veters struikelen?
A
Mats
B
Joost
C
zijn veters
Slide 14 - Quiz
Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
Straks gaat mijn moeder mijn zusje naar school brengen.
A
straks
B
mijn moeder
C
mijn zusje
D
naar school
Slide 15 - Quiz
Ik
heb
een superleuk boek
gelezen.
onderwerp
werkwoordelijk gezegde
lijdend voorwerp
persoonsvorm
Slide 16 - Drag question
De lerares
geeft
een proefwerk
op.
persoonsvorm
onderwerp
lijdend voorwerp
werkwoordelijkgezegde
Slide 17 - Drag question
Welke vraag stel je als je het lijdend voorwerp wilt vinden in deze zin: Wij eten een broodje kroket.
Slide 18 - Open question
Zinsontleding: het meewerkend voorwerp (mv)
Een nieuw zinsdeel!
Het meewerkend voorwerp
(MV)
komt voor in zinnen waarin iemand iets ontvangt. Iemand geeft of vertelt bijvoorbeeld iets aan iemand.
de persoon die ontvangt =
het meewerkend voorwerp
Slide 19 - Slide
Zinsontleding: het meewerkend voorwerp (mv)
Zo vind je het meewerkend voorwerp
1
. Ontleed de zin volgens de vaste volgorde t/m stap 5: het lv
2
. Stel de vraag:
AAN w
ie + wwg + ow + lv?
Ik heb Doete een pop cadeau gegeven.
Aan wie heb ik een pop gegeven???
antwoord = aan
Doete
Slide 20 - Slide
Zinsontleding: het meewerkend voorwerp (mv)
Zo vind je het meewerkend voorwerp
1
. Ontleed de zin volgens de vaste volgorde t/m stap 5: het lv
2
. Stel de vraag:
AAN w
ie + wwg + ow + lv?
De aanvoerder / gaf / zijn medespelers / de gewonnen kampioensbeker.
Aan wie gaf de aanvoerder de gewonnen kampioensbeker???
Slide 21 - Slide
Zinsontleding: het meewerkend voorwerp (mv)
Zo vind je het meewerkend voorwerp
1
. Ontleed de zin volgens de vaste volgorde t/m stap 5: het lv
2
. Stel de vraag:
AAN w
ie + wwg + ow + lv?
Ashanti / leent / aan niemand / haar nieuwe fiets / uit.
Wat is het meewerkend voorwerp???
Slide 22 - Slide
Zinsontleding: het meewerkend voorwerp (mv)
Zo vind je het meewerkend voorwerp
1
. Ontleed de zin volgens de vaste volgorde t/m stap 5: het lv
2
. Stel de vraag:
AAN w
ie + wwg + ow + lv?
Shana neemt een fles cola mee voor Jesse.
Wat is het meewerkend voorwerp???
Slide 23 - Slide
Welke vraag stel je als je het meewerkend voorwerp in de zin wilt vinden?
Slide 24 - Open question
Wat is het meewerkend voorwerp in de zin:
Wij sturen onze vrienden een uitnodiging.
A
Wij
B
onze vrienden
C
een uitnodiging
Slide 25 - Quiz
Wat is het meewerkend voorwerp in de zin:
Hij schrijft zijn vriendin een liefdesbrief.
A
Hij
B
een liefdesbrief
C
zijn vriendin
Slide 26 - Quiz
Wat is het meewerkend voorwerp in de zin:
Ik heb na de les een compliment voor mijn docent .
A
ik
B
na de les
C
een compliment
D
voor mijn docent
Slide 27 - Quiz
Wat is het meewerkend voorwerp in de zin:
Je kunt je hockeystick aan mij geven.
A
Je
B
je hockeystick
C
mij
D
aan mij
Slide 28 - Quiz
Ik heb nog een vraag over een van de zinsdelen.
Slide 29 - Open question
Ik snap hoe ik het meewerkend voorwerp kan vinden in een zin.
đ
đ
đ
đ
đ
Slide 30 - Poll
Slide 31 - Slide
OEFENEN!
Maak de de opdrachten over het lijdend voorwerp en het meewerkend voorwerp.
Slide 32 - Slide
Slide 33 - Slide
Breid de zin uit door een bwb toe te voegen dat antwoord geeft op de vraag.
Wij gaan naar Terschelling. Hoe?
Slide 34 - Open question
Breid de zin uit door een bwb toe te voegen dat antwoord geeft op de vraag.
Je zult jezelf niet snel vervelen. Waar?
Slide 35 - Open question
Breid de zin uit door een bwb toe te voegen dat antwoord geeft op de vraag.
Yfke slaat op haar vinger. Waarmee?
Slide 36 - Open question
Welk zinsdeel is de bijwoordelijke bepaling?
Voor de wedstrijd heeft de trainer de spelers toegesproken.
A
Voor de wedstrijd
B
de trainer
C
de spelers
D
toegesproken
Slide 37 - Quiz
Welk zinsdeel is de bijwoordelijke bepaling?
Het tweede beeldscherm is eindelijk aangesloten.
A
Het tweede beeldscherm
B
eindelijk
C
aangesloten
Slide 38 - Quiz
Welk zinsdeel is de bijwoordelijke bepaling?
De docent wiskunde heeft Amber na het laatste uur extra uitleg gegeven.
A
De docent wiskunde
B
Amber
C
na het laatste uur
D
extra uitleg
Slide 39 - Quiz
Welk zinsdeel is de bijwoordelijke bepaling?
Je moet dat Dana niet beloven.
A
Dana
B
dat
C
niet
D
beloven
Slide 40 - Quiz
OEFENEN!
Maak de de opdrachten over het lijdend voorwerp en het meewerkend voorwerp
Ên de bijwoordelijke bepaling
!
Slide 41 - Slide
More lessons like this
Brugklas zd hh en h5
May 2020
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
07. H5 Meewerkend voorwerp
May 2023
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Zinsontleding
May 2022
- Lesson with
27 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Les 1 - Zinsontleden, hoe deed je dat ook alweer?
September 2021
- Lesson with
12 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
Zinsontleden
October 2023
- Lesson with
33 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
L17 Zinsdelen
April 2024
- Lesson with
49 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Zinsontleden
September 2022
- Lesson with
31 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
L11 Zinsdelen
April 2024
- Lesson with
49 slides
Nederlands
Secundair onderwijs