Als je wilt zeggen dat (1) iets in het verleden is gebeurd en nog niet voorbij is, (2) iets wat in het verleden is gebeurd nog invloed heeft op het heden of (3) iets kortgeleden (zojuist) is gebeurd, gebruik je de present perfect (voltooid tegenwoordige tijd - v.t.t.).
Vaak staat er in de zin een woord als already, yet, since, for, just etc.
We went to Texas last year.
We zijn vorig jaar naar Texas geweest.
We have been to Texas several times.
We zijn al verschillende keren in Texas geweest.
Did you like Texas?
Vond je Texas leuk?
Have you ever been to Texas?
Ben jij ooit in Texas geweest?
We didn't see any cowboys while we were in Texas.
We hebben geen cowboys gezien toen we in Texas waren.
They haven't visited Texas yet.
Zij hebben Texas nog niet bezocht.