Breuken vereenvoudigen

• Rekenen
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 3

Breuken vereenvoudigen

Doel

Aan het eind van deze les weet je hoe je breuken moet vereenvoudigen en heb je ermee geoefend. 

De teller en de noemer

Bij breuken heb je een teller en een noemer.

De teller is het getal boven de streep.

De noemer is het getal onder de streep.

Vereenvoudigen van een breuk

Maak de getallen van de breuk zo klein mogelijk

- Kijk goed naar de teller en de noemer !

- Door welk getal kan je  zowel de telller als de noemer delen?

Hoe ?

Kijk in de tafelkaart. 

Kijk in welke tafel de teller en de noemer beiden voorkomen in de antwoorden. 

Deel de teller en de noemer door dit getal. 

Voorbeeld: 

Kijk in welke tafel 15 en 35 

voorkomen.

Deel 15 en 35 door dit getal. 

Wat is het antwoord?

​35​​15​​

Je wil deze breuk vereenvoudigen.
Door welk getal deel de teller en de noemer?

​12​​3​​

1. 2
2. 4
3. 3
4. 12

Je wil deze breuk vereenvoudigen.
Door welk getal deel de teller en de noemer?

​15​​5​​

1. 5
2. 15
3. 3
4. 2

Je wil deze breuk vereenvoudigen.
Door welk getal deel de teller en de noemer?

​12​​6​​

1. 2
2. 6
3. 3
4. 12

Vereenvoudigen van een breuk

​4​​2​​=

​8​​3​​=

​9​​3​​=

​4​​3​​=

Vereenvoudig de volgende breuk:

​4​​2​​=

​4​​2​​=

​6​​3​​=

Vereenvoudig de volgende breuk:

​4​​2​​=

​4​​2​​=

​8​​6​​=

Vereenvoudig de volgende breuk:

​4​​2​​=

​4​​2​​=

​8​​4​​=

Evaluatie

Een breuk bestaat uit? 

De breuk 5/10 is ook.....?

Wat ging er goed wat kan er beter?