Thema 5 Blok 1 Wonen in een stad 1920 DEEL 2

MENS EN MAATSCHAPPIJ 


THEMA 5 DE STAD
BLOK 1  DEEL 2
1 / 31
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

MENS EN MAATSCHAPPIJ 


THEMA 5 DE STAD
BLOK 1  DEEL 2

Slide 1 - Slide

Planning  
  • Herhalen vorige les
  • Vragen stellen
  • Uitleg blz 98 en 99
  • Kahoot spelen

Slide 2 - Slide

Herhalen Blok 1 deel 1
Je kan:
  • drie verschillen noemen tussen een dorp en een stad.   
  • uitleggen wat dagelijkse en niet-dagelijkse voorzieningen zijn.
  • verklaren waarom in steden meer niet-dagelijkse voorzieningen voorkomen dan in een dorp. 
  • uitleggen wanneer de verschillende woonwijken in steden zijn ontstaan.   
  • de begrippen agglomeratie, nederzetting en stedelijk gebied uitleggen.

Slide 3 - Slide

Wat leer je deze les
  • Je kan twee kenmerken van een dorp noemen.
  • Je kan uitleggen waarom infrastructuur belangrijk is voor een dorp of stad.
  • Je kan in eigen woorden uitleggen wat de begrippen reikwijdte, verzorgingsgebied en drempelwaarde betekenen.
  • Je kan de reikwijdte en de drempelwaarde van voorzieningen bepalen.

Slide 4 - Slide

Welke kenmerken
van een dorp ken jij al?

Slide 5 - Mind map

Kijken: Het dorp
  • Welk beroep hadden de meeste mensen die in een dorp woonden?
  • Wat is urbanisatie? 
  • Waarom wonen er tegenwoordig weer meer mensen in een dorp? 
  • Wanneer zijn de voorzieningen weer terug gekomen in de dorpen? Wat heeft dit met auto's en mobiliteit te maken? 

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Wat is urbanisatie?

Slide 8 - Open question

1. In dorpen als Beesd zijn tegenwoordig weer steeds meer voorzieningen te vinden.
2. De mobiliteit van personen is groot tegenwoordig.
Wat is het verband tussen 1 en 2?

Slide 9 - Open question

Slide 10 - Video

De opbouw van een stad
  • De binnenstad: oudste deel van de stad = Oude gebouwen, smalle straten.
  • Het stadscentrum: veel winkels, kantoren en restaurants.
  woonwijken, verdeeld in buurten.
  • Woonwijken - Arbeiderswoningen 19e eeuw/ jaren 30 woningen/ hoogbouw jaren 60/ doorzonwoningen jaren 70  en 80
  • Het bedrijventerreinen: rand van de stad. Kantoren, fabrieken, winkels.
  • Vinexwijken:  nieuwe woonwijken worden aan de rand van de steden gebouwd. 

 

Even herhalen...

Slide 11 - Slide

De opbouw van de stad
HET STADCENTRUM
  • winkels 
  • terrasjes
  • restaurants

Veel mensen bedoelen het stadscentrum als ze zeggen dat ze naar de stad gaan.  
Even herhalen...

Slide 12 - Slide

De opbouw van de stad
 DE OUDE BINNENSTAD

  • Het historisch deel dat vroeger binnen de stadsmuren lag.
  • Oude gebouwen
  • Smalle straatjes
  • Het stadscentrum ligt vaak voor een deel in de oude binnenstad

Op de foto  de 7 straatjes in de Arnhemse binnenstad. 

Slide 13 - Slide

Het 
verzorgingsgebied 
is het gebied waar de mensen wonen die van een bepaalde voorziening gebruik maken.

Slide 14 - Slide

De reikwijdte 
Reikwijdte is de afstand die mensen willen reizen voor een bepaalde voorziening. 

Hoe exclusiever de voorziening, hoe groter de reikwijdte.
  • Mensen van over de hele wereld bezoeken bv de Keukenhof of het Anne Frankhuis. 

Slide 15 - Slide

Wat betekent het begrip VERZORGINGSGEBIED?
A
Het gebied tot waar een ambulance je kan ophalen.
B
Het gebied waarbinnen je recht hebt op verzorging.
C
Het gebied waarbinnen mensen boodschappen doen.
D
Het gebied waar klanten vandaan komen om van een voorziening gebruik te maken.

Slide 16 - Quiz

Wat houdt reikwijdte in?

A
Hoeveel mensen naar reclame kijken
B
Het aantal mensen dat nodig is voor een voorziening
C
De afstand die iemand bereid is te reizen voor een voorziening
D
Hoe groot de stad is van links naar rechts

Slide 17 - Quiz

De reikwijdte van een bakkerij

Slide 18 - Slide

De reikwijdte van een pretpark

Slide 19 - Slide

De reikwijdte van het Rijksmuseum

Slide 20 - Slide

Drempelwaarde
Het minimum aantal mogelijke klanten dat een voorziening nodig heeft om te kunnen bestaan, heet de drempelwaarde

Een kunstgalerie heeft een lagere drempelwaarde dan een bakkerij. Waarom is dat zo? 

Slide 21 - Slide

Lage drempelwaarde
Hoge drempelwaarde

Slide 22 - Slide

Bedenk één voorziening met hoge drempelwaarde.

Slide 23 - Open question

Op weg in de stad
Rond de steden zijn veel mensen onderweg > 
vervoer = verplaatsen van mensen en goederen 

Openbaar vervoer = bus, tram, trein etc
Verkeer = alle verplaatsing van vervoersmiddelen

Veel mensen reizen van hun woonplaats naar hun werk in een andere stad > dit noemen we forenzen. 

Slide 24 - Slide

Wat is mobiliteit?
De mogelijkheden die iemand heeft om zich te verplaatsen. De mobiliteit in Nederland is hoog

Slide 25 - Slide

Infrastructuur
  • Alle wegen, bruggen, kanalen etc. waar verkeer van mensen, goederen en informatie langs plaatsvindt bij elkaar, heten infrastructuur
  • De bereikbaarheid is het gemak waarmee mensen, goederen en informatie naar een bepaalde plaats kunnen komen.

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Video

Samenvattend
  • De stad bestaat uit het stadcentrum, woonwijken en bedrijventerreinen.
  • In de stad vind je veel voorzieningen. 
  • Veel dorpen zijn gegroeid doordat de mobiliteit is toegenomen. Hierdoor keren  voorzieningen weer terug. Er zijn weer meer klanten...
  • De drempelwaarde is het aantal klanten dat een voorziening nodig heeft om te kunnen bestaan...
  • De reikwijdte van een voorziening is de afstand die iemand wil afleggen voor een voorziening. 
  • Voorzieningen hebben een bepaald aantal klanten nodig om te kunnen bestaan, dit noemen we drempelwaarde. 

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Link

Aan de slag!
Blok 1 Wonen in een stad
Lezen: blz. 98-99 in je tekstboek/ schrijf lastige woorden op en zoek deze op.  
Maken: opdr. 12, 14, 16, 18, 19, 21, 22, 23 en 26.
Havo/Vwo: 15, 23
Leren: Leerdoelen en begrippen Blok 1.

Volgende week starten we de les met een minitoets over Blok 1. Leer de stof dus goed. 

Oefenen: Quizlet, met LessonUp en Mundo Online oefentoets 

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Link