28 november Uitspraak en lidwoorden

1 / 33
next
Slide 1: Video
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Video

Hoe spreken Fransen Engels? 
Frans leren moeilijk? 

Slide 2 - Slide

FRANSE LEENWOORDEN IN HET NEDERLANDS. 

HERKEN JIJ ZE? HANDIG, WANT ZO LEER JE METEEN OOK DE FRANSE UITSPRAAK! 


Slide 3 - Slide

Van Engels/Nederlands naar Frans.

Moeilijk: uitspraak
We leren de Franse leenwoorden.

Makkelijk: veel woorden lijken op het Nederlands of Engels. 

Doel van de les: uitspraak en basis woordjes

Slide 4 - Slide




Franse uitspraak 

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Kapstokwoord: DOUCHE  = OE

bonjour (goedendag)
nous (wij)
vous (U, jullie) 

Slide 7 - Slide

Kapstokwoord TOILET   OI = WA

moi = ik 
toi = jij


Slide 8 - Slide

Kapstokwoord AUTO   AU = OO

Aujourd'hui = vandaag
Au  supermarché = in de supermarkt



Slide 9 - Slide

Kapstokwoord CITROEN  C = S   Ç = s

C'est = dat is

Ça va? = Hoe gaat het? 

Slide 10 - Slide

LETTER
e =  uh 
je parle = ik praat    zju parl(u)   
je noemt deze 'e' een stomme e. Meestal spreek je hem niet of nauwelijks uit. 

è = e als in crème
c'est galère = het is ellende

é = ee
saté, café  


Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

C'est
Spreek je uit als
A
tjeh
B
seh

Slide 13 - Quiz

C'est betekent
A
dat is
B
wij zijn

Slide 14 - Quiz

galère
spreek je uit als
A
gualer
B
gualeer

Slide 15 - Quiz

C'est galère
betekent
A
Dat is de galerij
B
Dat is de winkel
C
Dat is ellende
D
Het gaat goed

Slide 16 - Quiz

Vous
spreek je uit als
A
vau
B
voe

Slide 17 - Quiz

Vous
betekent
A
wij
B
supermarkt
C
u
D
stoel

Slide 18 - Quiz

bonjour
spreek je uit als
A
bonjoer
B
bonjaur

Slide 19 - Quiz

Bonjour
betekent
A
Goedendag
B
Tot straks
C
Goedenavond
D
nu

Slide 20 - Quiz

Comment ça va ?
betekent
A
Ga je weg?
B
Ga je naar de supermarkt?
C
Hoe gaat het?
D
Het gaat goed.

Slide 21 - Quiz

ça va spreek je uit als
A
sa vaa
B
tja vaa

Slide 22 - Quiz

       Questions.....
  1. Wat weet je over lidwoorden?
  2. Dus in het Nederlands heb je ......... 
  3. En in het Frans ?

Slide 23 - Slide

En Français...
Enkelvoud:   le                Meervoud:   les
                          la
                          l'

Slide 24 - Slide

REGELS ?
Geen echte regels
Behalve als het heel duidelijk is!
Je moet ze dus leren....

Slide 25 - Slide

Zelfstandig naamwoord
+ le    -> mannelijk (m)
+ la    -> vrouwelijk (v)
+ les ->  meervoud (mv)
+ l'     ->  klinkers & 'stomme h'

Slide 26 - Slide

OPDRACHT

Schrijf de 5 woorden over
Vul het juiste lidwoord in
Max. 3 minuten
Als je klaar bent vergelijk je diegene naast je...

Slide 27 - Slide

  1. .......... ville        (de stad - v)
  2. .......... livre       (het boek - m)
  3. .......... garçon (de jongen - m)
  4. .......... ami    (de vriend -  m)
  5. .......... filles     (de meisjes - v/mv)

Slide 28 - Slide

Question.....
  1. Wat is een onbepaald lidwoord ?
  2. Dus in het Nederlands heb je .........

Slide 29 - Slide

Voor een 'onbepaald' lidwoord in het Frans gebruik je voor 
mannelijk - un
vrouwelijk - une
meervoud - des

Wanneer gebruik je 'des' in het Frans ?

Slide 30 - Slide

Schema lidwoorden
lidwoord
mnl
vwl
mv
bepaald
(de/het)
le/l'
la/l'
les
onbepaald
(een)
un
une
des

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

La roue
Vertaal en gebruik het juiste lidwoord.

Slide 33 - Slide