Om te vertellen waar je bent of waar je naartoe gaat gebruik je (vaak) voorzetsels (prepositions) in het Engels. Bijvoorbeeld:
‘The Race’ starts in Rome.
You will travel from Rome to Dublin.
Sit on the edge of the fountain.
Om aan te geven hoe je ergens naartoe gaat, gebruik je altijd by.
Let op! Voor ‘te voet’ kun je ook by foot en on foot gebruiken.
You can travel by train, by bus, by bike, by car, by plane, by ferry