o Je past het juiste schrijfdoel toe (informeren/overtuigen/adviseren/activeren)
o Je kunt de brief structureren (inleiding, middenstuk, slot, alinea’s)
o Je kent de formele vormgeving van de brief/mail (aanhef, afsluiting, referteregel, lay-out)
o Je stemt taalgebruik en inhoud af op de situatie
o Je stemt taalgebruik en inhoud af op publiek