Je lichaam

• Verzorging
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 1,2

Woordenschat 

het lichaam

de lichaamsdelen

de pijn

de klacht

Welke lichaamsdelen ken jij?

het lichaam

het gebit

de kies

de tandarts

Ik bezoek de tandarts.

tanden poetsen

Ik poets mijn tanden.

Zintuigen

het hart

de longen

de hersenen

de darmen

het oog

twee ogen

het oor 

twee oren

het hoofd

het haar

de haren-

het gezicht 

de nek

De organen in jouw lichaam.

Hoe heet de achterkant van je voet?

1. Je enkel
2. je tenen
3. Je hiel
4. je grote teen

Hoe heet dit lichaamsdeel?

1. Je onderarm
2. Je oksel
3. Je bovenarm
4. Je borst

Hoe heet dit lichaamsdeel?

1. Je bovenbeen
2. Je enkel
3. Je kuit
4. Je knie

Hoe heet dit gedeelte van je arm?

1. Je binnenkant
2. Je elleboog
3. Je armboog
4. Je buitenboog

Wat doen je longen?

1. zuurstof opnemen
2. je voeding kneden

Wat doen je hersenen?

1. afvalstoffen verwijderen
2. denken, voelen, zien en opslaan

1. het lichaam
2. de rug
3. het hoofd
4. de buik

1. het hart
2. de darmen
3. de longen
4. de buik

1. de kies
2. het gebit
3. de lip
4. de tand

1. de viners
2. de vingers
3. de fingers
4. de finers

Wat is dit?

de elleboog

de knie

de schouder

de hoofdpijn

de pillen