Het leerdoel "Voor vertrek van zich zelf kunnen vaststellen of de mentale en fysieke gesteldheid dusdanig is dat het verantwoord is om een voertuig te besturen." Is een leerdoel op het gebied van:
A
Reproductieve cognitieve vaardigheden.
B
Productieve cognitieve vaardigheden.
C
Begripsmatige kennis.
1 / 15
next
Slide 1: Quiz
VerkeersopleidingenBeroepsopleiding
This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes.
Lesson duration is: 20 min
Items in this lesson
Het leerdoel "Voor vertrek van zich zelf kunnen vaststellen of de mentale en fysieke gesteldheid dusdanig is dat het verantwoord is om een voertuig te besturen." Is een leerdoel op het gebied van:
A
Reproductieve cognitieve vaardigheden.
B
Productieve cognitieve vaardigheden.
C
Begripsmatige kennis.
Slide 1 - Quiz
Met welk component van het model didactische analyse start men een cursus?
A
De beginsituatie.
B
De didactische werkvormen.
C
De doelstelling.
Slide 2 - Quiz
Wat is geen functie van een leerdoel?
A
Een leerdoel geeft richting aan de didactische keuzes in de les.
B
Leerdoelen maken leerlingen duidelijk hoe ze een probleem moeten oplossen.
C
Leerdoelen zijn nodig om de vorderingen van leerlingen te evalueren.
Slide 3 - Quiz
Waaruit is een rijles voornamelijk opgebouwd?
A
Psychomotorische en cognitieve doelen.
B
Psychomotorische en affectieve doelen
C
Zowel psychomotorische, cognitieve en affectleve doelen,
Slide 4 - Quiz
Welk van de onderstaande beweringen is juist?
A
De instructeur moet na iedere lesstap een samenvatting houden.
B
De instructeur mag na iedere lesstap een samenvatting houden.
C
De instructeur hoeft alleen in de afsluiting van de les het geheel samen te vatten.
Slide 5 - Quiz
Waar hou je rekening met de intra-individuele verschillen van leerlingen?
A
Het verschil in leerstijl.
B
Het verschil in motivatie voor praktijkles of theorieles.
C
Het verschil in referentiekader.
Slide 6 - Quiz
Het is een donkere winterdag met veel verkeer op de weg. Gezien de weersomstandigheden is de route die gereden wordt te hoog gegrepen voor een cursist die pas twee lessen heeft gehad. Hoe noemen we de gegevens waarmee we hier te maken hebben?
A
Schoolse gegevens
B
Situationele gegevens
C
Sociale en persoonlijke gegevens.
Slide 7 - Quiz
Wat ga je vaststellen bij de leerling bij het controleren van de vereiste beginsituatie?
A
De kennis en vaardigheden die bij de leerling aanwezig zijn.
B
Het referentiekader van de leerling.
C
Het referentiekader van de leerling en de leergang.
Slide 8 - Quiz
Sommige mensen kunnen nu eenmaal moeilijk leren. Welke oorzaken kunnen we hiervoor aangeven?
A
Gebrek aan leeservaring, vooropleiding en vrijheid
B
Gebrek aan gezichtsvermogen, faalangst en houvast.
C
Gebrek aan taalkennis, intelligentie en concentratie.
Slide 9 - Quiz
Een vrouw van 18 jaar belt naar de rijschool omdat ze graag wil weten hoeveel lessen ze nodig heeft. Wat is uw antwoord?
A
Tussen de 45 en 50 lessen
B
Dat kan ik pas halverwege de opleiding zeggen.
C
Dat weet ik na 2 lessen.
Slide 10 - Quiz
In het begin van de theorieles stelt u vragen over de vorige les; de leerlingen kunnen de meeste vragen niet beantwoorden. Wat moet u als docent doen?
A
De feitelijke beginsituatie op peil brengen.
B
De vereiste beginsituatie op peil brengen.
C
De volgende les hierop terugkomen.
Slide 11 - Quiz
In het onderwijs wordt van het gelijkheidsprincipe uitgegaan. Wat houdt dit in?
A
Aan leerlingen worden in dezelfde tijd dezelfde leerstof aangeboden
B
De leerlingen krijgen de kans om een goed resultaat te halen.
C
Alle leerlingen zijn hetzelfde.
Slide 12 - Quiz
Welk van de onderstaande voorbeelden vallen onder de zogenaamde "vaste leerling kenmerken"?
A
Werkhouding en interesse.
B
Leeftijd, geslacht en motivatie.
C
Leeftijd, leertempo en geslacht.
Slide 13 - Quiz
Specifieke kenmerken van de adolescent zijn:
A
Eigen tekortkomingen niet willen erkennen
B
Weinig verantwoordelijkheidsgevoel en onverschillig,