Unit 3 - New York - Lesson 2 - Listening part 2 - Gram

kt
1 / 27
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

kt

Slide 1 - Slide

Lesson 2 - Grammar

Slide 2 - Slide

- Ik weet wat aanwijzende voornaamwoorden zijn en toepassen in de zin
 - Ik weet wat 'tag questions' zijn en kan deze toepassen in de zin


Slide 3 - Slide

Heb jij je huiswerk gemaakt?
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quiz

Huiswerk wel gemaakt? Hoe ging het? Was het moeilijk/makkelijk?

Huiswerk niet gemaakt? Waarom niet?

Slide 5 - Open question

Slide 6 - Slide

Ik at een oliebol
 - a
e - o 

Dichtbij
Verweg
1
This
That
2+
These
Those

Slide 7 - Slide

Vul het juiste aanwijzende voornaamwoord in:

I never go to .....
shop over there. It's too expensive
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 8 - Quiz

Vul het juiste aanwijzende voornaamwoord in:

Look at ..... T-shirt here! It's really cool!
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 9 - Quiz

Vul het juiste aanwijzende voornaamwoord in:

Are ..... your glasses on the table here?
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 10 - Quiz

Vul het juiste aanwijzende voornaamwoord in:

Are ... your shoes outside?
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 11 - Quiz

Tag questions
Wat zijn dat? Korte vragen aan het einde van een zin.
In het Nederlands zeg je vaak: 'toch?'

You are Dave, aren't you?
She is your sister, isn't she?

Slide 12 - Slide

Tag questions
Het werkt als een soort batterij.
als in het eerste deel 'not'/ n't staat, staat dat in deel 2 niet.


You are Dave, aren't you?

Slide 13 - Slide

Tag questions
Herhaal het ww uit het eerste deel van de zin en zet daar not bij + I/you/he/she/it/we/they/you

You are Dave, aren't you?
She is your sister, isn't she?
We have got a dog, haven't we?

Slide 14 - Slide

1 Uitzondering
I am your friend, aren't I?

Slide 15 - Slide

Tag questions
Bij 2 werkwoorden in de zin, gebruik je het eerste werkwoord:



She can play the guitar, can’t she?




Als er maar 1 werkwoord in de zin staat en dit is niet am/is/are/have/has/can/must/will: gebruik do/don’t/does/doesn’t in je tag question.




She works at the library, doesn't she?

We walk to school, don't we?

Slide 16 - Slide

Tag questions
Als er maar 1 werkwoord in de zin staat en dit is niet am/is/are/have/has/can/must/will:
gebruik do/don’t/does/doesn’t in je tag question.





She works at the library, doesn't she?
We walk to school, don't we?

Slide 17 - Slide

She is your boss, .............?
A
aren't she
B
doesn't she
C
isn't she?

Slide 18 - Quiz

We are home late, ............?
A
aren't we
B
don't we
C
isn't we

Slide 19 - Quiz

I am the best teacher in the world, .............?
A
aren't I
B
don't I
C
isn't I

Slide 20 - Quiz

She works at the police office, ......?
A
does she
B
doesn't she
C
do she
D
don't she

Slide 21 - Quiz

My uncle has got a piano, .............?
A
has he
B
hasn't he
C
have he
D
haven't he

Slide 22 - Quiz

I can play the piano, .........?
A
don't I
B
do I
C
can't I
D
can I

Slide 23 - Quiz

3.2: 7, 10, 11, 12 

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Wat hebben we vandaag gedaan?

Slide 26 - Open question

Vragen?

Slide 27 - Open question