Les 14 K3 08-12-2023, K3 Schule - die Artikel / Diktat

Les 14 K3 01-12-2023, die Artikel
1 / 28
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Les 14 K3 01-12-2023, die Artikel

Slide 1 - Slide

This item has no instructions


Herzlich Willkommen
beim Deutschunterricht

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wie wir zusammen arbeiten
Voor Duits heb je bij je: boek A, etui, tablet, schrift

We praten zoveel mogelijk in het Duits
We luisteren naar elkaar
Bij vragen steken we een arm omhoog

Mobiele telefoon ins Handy Hotel !



Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Lessonup
klascode
 jhztg





Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Klassetaal
Duits tijdens de les

zin 1: Darf ich zur Toilette gehen, bitte?
zin 2: Wie heißt das?
zin 3: Ich habe mein Buch vergessen.
zin4. Ich habe meine Hausaufgaben nicht gemacht.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Lernziele
Aan het einde van de les:
Ken je de grammaticale lidwoorden in het Duits.
Kun je zelfstandige naamwoorden in het meervoud zetten.




 

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Was machen wir heute?
- Herhalen van de regels voor de Duitse lidwoorden
- Woorden in meervoud zetten in het Duits.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Antworten Hausaufgaben
K3,  Teil E Grammatik, 
Aufgaben 17 bis 26.
Teil G Schreiben
Aufgabe 40.


Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Mannelijke woorden
Lidwoord = der

Hoofdregels:


1. Mannelijke personen 
der Vater, der Opa
2. Mannelijke dieren
der Stier, der Bär
3. Mannelijke beroepen
der Lehrer, der Pilot
4. Maanden, dagen, seizoenen
der Januar, der Montag, der Sommer

Slide 9 - Slide

Geef ook voorbeelden uit de woordenlijst.
der Lehrer

Vrouwelijke woorden
Lidwoord = die

Hoofdregels:


1. Vrouwelijke personen
die Mutter, die Schwester
2. Vrouwelijke dieren
die Bärin, die Kuh
3. Vrouwelijke beroepen (eindigen vaak op -in)
die Lehrerin, die Friseurin
4. Woorden die eindigen op -e
die Adresse, die Schule
5. Woorden die eindigen op -heit, 
-keit, -schaft, - ung, -ion. 
die Einheit, die Freundlichkeit, die Freundschaft, die Wohnung, die Information

Slide 10 - Slide

Voorbeelden uit de leerlijst:
die Schule (eindigt op -e)
Onzijdige woorden
Lidwoord = das

Hoofdregels:


1. "het-woorden" in het Nederlands
das Hotel, das Buch
2. Verkleinwoorden op -chen
das Mädchen
3. Verkleinwoorden op -lein
das Fraulein

Slide 11 - Slide

Voorbeelden uit de leerlijst:
das Heft (het schrift)
das Gymnasium 
Het meervoud in het Duits
1. mannelijke zelfst.nw. : umlaut + e            der Ball, die Bälle
2. Vrouwelijk: + (e)n                                             die Straße, die Straßen
3. Onzijdig: +e                                                        das Heft, die Hefte
4. mannelijk en onzijdig die eindigen op -el, -en, -er blijven in het mv meestal onveranderd.                        der Onkel, die Onkel
                                                                           das Mädchen, die Mädchen
5. Veel woorden op -a, -i, -o, -y: +s         das Handy, die Handys

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Meervoud is altijd:
A
die
B
der
C
das
D
des

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

meervoud van : die Katze
A
die Katze
B
die Katzen
C
die Katzes
D
die Kätzen

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het meervoud van: Buch
A
Buchen
B
Bücher
C
Buche

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

het meervoud van 'de taal' =
A
die Sprache
B
die Sprachen

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

het meervoud van
der Sohn
A
die Sohne
B
die Söhne

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

het meervoud van
der Rucksack
A
die Rucksacken
B
die Rucksäcke

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

het meervoud van
der Computer
A
die Computers
B
die Computer

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Meervoud van
der Mann
A
die Mannen
B
die Manne
C
die Männer
D
die Manns

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Zoek de juiste vraagwoorden bij elkaar!
hoe?
waar?
waarvandaan?
wat?
wie?
wanneer?
waarom?
wann?
woher?
wie?
wo?
was?
wer?
warum?

Slide 21 - Drag question

This item has no instructions

Wat is het lidwoord?
  1. Stier
  2. Blume
  3. Kaninchen
  4. Tante
  5. Buch
  6. Onkel
  7. Klasse
  8. Referat
Wat is het meervoud
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
timer
5:00

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Dictee (Diktat)
10 woorden uit de woordenlijst

Slide 23 - Slide

Docent spreekt woorden uit de woordenlijst uit. Leerlingen schrijven de woorden op. Ruilen dan van blad en kijken na. Ze beoordelen hun klasgenoten.
1. fout is 1 punt eraf.
Letten op:
hoofdletters, umlaut en ß gebruik.
woorden zijn:
der Lehrer
der Stundenplan
die Realschule
blöd
Französisch
am Mittwoch
sechste
Viertel vor zwei
der Unterricht
schwer
Week van de diversiteit
Wofür stehen die Farben der Regenbogenflagge?

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Regenbogenfarben
Ergänze das richtige Personalpronomen in dem Text.

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk / Hausaufgaben
machen (digital)
K3, Teil G, Schreiben, Aufgabe 40
lezen Grammatik Teil A (het lidwoord) und Teil B (het meervoud)

Lernen:
K3, Lernliste N-D                                                                   Seite 96
K3, Lernliste D-N                                                                  Seite  97



Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Samenvatting

Slide 27 - Slide

This item has no instructions


Auf Wiedersehen 

Slide 28 - Slide

This item has no instructions