Unterwegs

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Unterwegs

Lernziele

- We kennen de woorden NL-D van Kapitel 3 Unterwegs

- We kunnen de modale hulpwerkwoorden in de t.t. vervoegen

Seite 128+149/150/151

Neem even 10 minuten de woorden en de grammatica door van het hoofdstuk. Daarna spelen we de lesson-up!

Wat is in het Duits : de trein

1. der Zug
2. das Gleis
3. der Platz
4. die Bahn

Wat is in het Duits : de metro?

1. die Linie
2. die Bahn
3. die U-Bahn
4. der Zug

Wat is in het Duits : overstappen?

1. überqueren
2. absteigen
3. umsteigen
4. einsteigen

Wat is in het Duits : de bocht?

1. die Ampel
2. die Ecke
3. die Kurve
4. die Seite

Wat is in het Duits : het perron?

1. das Schiff
2. das Gleis
3. die Peron
4. der Gehweg

Wat is het meervoud van : die Stadt?

1. die Stadten
2. die Stadte
3. die Städte
4. die Städten

Wat is het meervoud van : das Dorf?

1. die Dorfe
2. die Dörfer
3. die Dorfen
4. die Dörfern

Wat is in het Duits : ik kon?

1. ich könn
2. ich konnte
3. ich konn
4. ich kann

Wat is : jij mocht

1. du darf
2. du darfst
3. du durftest
4. du magst

Wat is : hij wist

1. sie weiß
2. er wisst
3. er wusste
4. er weiß

wat is : jullie moesten (noodzaak/verplicht!)

1. ihr müsst
2. ihr müssen
3. ihr musstet
4. ihr moeten

Sprechen

Kannst du den Weg beschreiben?

Arbeite zu zweit: Aufg. 36 (Seite 115).

Benutze Seite 113 + 131