le temps et les phrases unité1

1 / 21
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Lundi 23 septembre
                     Le programme pour aujourd’hui :


- Tu découvres (ontdekt) la géographie française;
- Je kan het weer beschrijven;
- Je kan werkwoorden in “-er” vervoegen;
Je leert hoe de metro in Parijs werkt.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

appr.4 en appr. 10 samen doornemen ?
Om 1 woord in de lange termijn geheugen te houden, moet jij dit woord 7 keer herhalen.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Le temps qu'il fait
Tout le monde parle : 

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Les verbes avec un infinitif en "-er"
1/ Il gèle = “gèle”, c’est le verbe “geler”(bevriezen) au présent (tegenwoordige tijd).
2/ Hoe vervoeg jij een werkwoord in “-er”…?
Parler :
Je parle
Tu …
Il / elle …
Nous …
Vous…
Ils / elles …


Slide 14 - Slide

infinitif : parler
radical (stam) : parl-
Présent/ tegenwoordige tijd : 
je parle
tu parles
il/elle/on parle
nous parlons
vous parlez
ils/elles parlent
Les verbes réguliers en -er

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Lesdoelen behaald?
- Je kan het weer beschrijven;
- Je kan werkwoorden in “-er” vervoegen;
-Je kan zinnen maken met de woorden van apprendre 4 en 10
-we nemen samen door apprendre 7 (zinnen) 


Slide 18 - Slide

Hoe kunnen parijzenaars zoveel mogelijk auto's kwijt in de stad?
A
Parijzenaars mogen alleen kleine auto's kopen
B
Ze parkeren hun auto's zoveel mogelijk bumper aan bumper
C
Elk huis heeft een eigen parkeergarage.
D
Ze laten hun auto buiten de stad en komen met de metro naar huis.

Slide 19 - Quiz

Noem minstens vier landen in Europa waar Frans wordt gesproken

Slide 20 - Open question


Slide 21 - Open question