rekenen: delen door 10 en 100 met kommagetallen

rekenen: delen door 10 en 100 met kommagetallen
Je hebt een wisbordje nodig
Pen/potlood
werkboek
Leg ze voor nu op de hoek van je tafel.
1 / 20
next
Slide 1: Slide
RekenenBasisschoolGroep 7

This lesson contains 20 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

rekenen: delen door 10 en 100 met kommagetallen
Je hebt een wisbordje nodig
Pen/potlood
werkboek
Leg ze voor nu op de hoek van je tafel.

Slide 1 - Slide

We gaan even oefenen!
80:10 =
50:10 =
40:100 =
80: 100=
600: 100=
900:100= 
Schrijf het antwoord op je wisbordje!
Wat heb je weggestreept?

Slide 2 - Slide


80:10 =8:1=8
50:10 =5:1=5
40:100 =4:10=0,4
80: 100=8:10: 0,8
600: 100=6:1=6
900:100= 9:1=9


Slide 3 - Slide

lesdoel
je leert benoemde en onbenoemde getallen delen door 10 en 100.

Slide 4 - Slide

Werkboek blz. 13.
voordat we de oefening gaan maken gaan we de volgende getallen in het DHTE schema plaatsen.

Schrijf de volgende getallen in het schema!
4
40
240

Nu gaan je delen door 10
Nu delen door 100.

Slide 5 - Slide

D
H
T
E
,
t
h
d

Slide 6 - Slide

De regel van het wegstrepen is:
100:10= 1 nul in de 10 betekent dat maar 1 nul weggestreept kan worden!

Decimale getallen:
Delen door 10 : de komma verplaats één plaats naar links.
Het getal voor de komma verplaats naar rechts.
Delen door 100: de komma verplaats twee links.
Het getal voor de komma verplaats twee plaatsen naar rechts.



Slide 7 - Slide

blz 13 werkboek

Nu volgt een korte instructie uit het werkboek. Ik verwacht dat iedereen actief mee doet!

Slide 8 - Slide

Vind je dit lastig dan vul je het in op het schema. 
Oef. 4: som  12,60 eur:10= tip 12:10= 1,2 zet de 6 erachter 1,26 eur. 
Oef. 5  denk aan het rijtje metriek stelsel meters. 
Oefening 6. Goed lezen, haal de som uit het verhaal. Schrijf de getallen op!
Oefening 1 tot en met 6.
oef. 1 Haal de som uit het verhaal. 
Oef. 2    800m: 10= 80:1=80m
Oef. 3  6m: 10 = de komma gaat 1 plek naar links en het getal 6 gaat 1 plek naar rechts. antwoord 0,6m

Slide 9 - Slide

Aan de slag. 
Je hebt 10-15 minuten.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Deel 2 conditietraining
doel: je oefent een datum opschrijven in cijfers.
Je oefent een datum berekenen met en zonder kalender
Je oefent een tijdbalk gebruiken bij het rekenen met jaartallen. 

Slide 12 - Slide

De kalender
Uit hoeveel kwartalen bestaat een jaar?
welke maanden hebben 31 dagen?
Over hoeveel maanden ben je jarig ? 

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Bladzijde 12  werkboek -conditietraining!
Tips: tel door.  Past de knokkeltruuk toe!
Kijk voor de getallen aan de zijlijn daar zie je de dagen van de week staan. 

Oefening 3. Tel de streepjes tussen de jaartallen. Bereken hoeveel een streepje voor staat. Plaats de jaartallen op de balk.


Slide 16 - Slide

Een jaar bestaat uit 12 maanden. Al deze maanden staan op een jaarkalender.
Een jaar bestaat ook uit 52 weken. De weeknummers kun je ook vinden op een jaarkalender.
Een jaarkalender kan erg handig zijn wanneer je opzoek bent naar een bepaalde datum of een bepaalde periode in een jaar.
Je kunt een jaarkalender bijvoorbeeld gebruiken als je wilt weten wanneer je vakantie hebt, als je wilt opzoeken op welke dag je jarig bent of in welke week een datum valt. 

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide


Evaluatie!

Wie is nog niet klaar?
Waar liep je tegen aan?

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide