23. Het absolutisme

23. Het absolutisme
1 / 32
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

23. Het absolutisme

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
  • Je kunt het begrip absolutisme uitleggen
  • Je kunt uitleggen hoe Lodewijk XIV zijn absolute macht vorm gaf
  • Je kunt van minimaal 2 andere Europese landen uitleggen welke bestuursvormen ze hadden 

Slide 3 - Slide

Inhoudsopgave LessonUp 23.
  • uitlegdia's (horen bij uitleg tijdens les)
  • uitlegvideo 
  • opdrachten bij uitlegvideo
  • examentraining
  • extra video's bij onderwerp (paars bolletje ...) 

Slide 4 - Slide

Werkwijze (ook in studieplanner)
  • Basisgroep 1: doornemen deze LessonUp incl. extra uitlegfilmpjes + verwerkingsopdrachten werkboek maken 
  • Optie : + verlengde instructie docent
  • Expertgroep: doornemen basislessen deze LessonUp +  examenvragen maken op eindexamensite (staan klaar als toets)

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

OPDRACHTEN
-bekijk uitlegvideo + maak opdrachten
-maak verwerkingsopdrachten in werkboek
-oefen met examenopdrachten in LessonUp 
-bekijk extra filmpjes bij onderwerp

Slide 14 - Slide

4

Slide 15 - Video

00:50
Wat is centralisatiepolitiek ?
A
Het besturen van een land vanuit verschillende gewesten
B
Vorm van politiek waarbij het geloof centraal staat
C
Het besturen van een land vanuit een hoofdstad, met zoveel mogelijk dezelfde regels in het land
D
Vorm van politiek waarbij de economie een leidende rol speelt

Slide 16 - Quiz

01:57
Tijdens de jeugd van Lodewijk XIV was er een opstand van de ..
A
rijke burgers
B
boeren
C
adel
D
you tubers

Slide 17 - Quiz

04:13
Welke maatregelen nam Lodewijk XIV om adel buiten spel te zetten?

Slide 18 - Open question

05:15
Wat is mercantilisme? Hoe droeg dit bij aan het absolutisme?

Slide 19 - Open question

Wat is het droit divine?
A
De staat dat ben ik
B
Regel dat iedereen katholiek moet zijn
C
Goddelijk recht om te heersen
D
De opstand tegen Lodewijk

Slide 20 - Quiz

Wat is de relatie tussen het absolutisme en het 'droit divin'?

Slide 21 - Open question

Leg uit dat je het streven van absolute macht door Lodewijk XIV kunt verklaren door problemen tijdens zijn kinderjaren

Slide 22 - Open question

Versailles
Lodewijk XIV wilde graag aan iedereen tonen wat een machtige koning hij was. Dat deed hij door oorlogen te voeren en door een enorm paleis te laten bouwen in Versailles. In en rond dit kasteel liet hij een druk hofleven organiseren. 

Slide 23 - Slide

Video
Wat? 
Je gaat wat fragmenten zien uit een film over Lodewijk XIV. Tijdens de video zullen er wat vragen verschijnen die je beantwoord. 

Waarom? 
Lodewijk XIV is de koning van Frankrijk in de Gouden Eeuw. De fragmenten maken duidelijk hoe hij zijn rijk regeerde. 

Hoe? 
Je vult de vragen voor jezelf in.  

Slide 24 - Slide

4

Slide 25 - Video

In de jaren 1660 introduceert Jean-Baptiste Colbert, de Franse minister van financiën, een nieuw economisch beleid in Frankrijk.
Noem dit nieuwe beleid en leg uit met verwijzing naar de bron dat dit nieuwe beleid noodzakelijk is (3p)

Slide 26 - Open question

02:58
Je zag hier de kroning van Lodewijk de XIV. Waarom zou Lodewijk met zoveel theater gekroond willen worden?

Slide 27 - Open question

04:40
Leg uit waarom hier het Franse absolutisme vorm krijgt.

Slide 28 - Open question

04:41
Lodewijk ontslaat de Franse Staten-Generaal niet. Wat doet hij wel?

Slide 29 - Open question

06:04
Leg uit wat Lodewijk hier bedoeld aan de hand van het begrip: Droit divin

Slide 30 - Open question

Slide 31 - Video

Charlotte geeft een negatieve beschrijving van het hofleven onder Madame de Maintenon. Je zou dit kunnen verklaren vanuit: 1. het absolute karakter van het bewind van Lodewijk XIV en 2. een persoonlijk motief van Charlotte. Ondersteun beide verklaringen met een argument en leg daarna uit dat je door de tweede verklaring twijfelt aan de betrouwbaarheid vd bron. 3p.

Slide 32 - Open question