3.7 deel 2 bedrijvende en lijdende zin

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Grammatica 3.7 deel 2

Welkom in deze digitale les

Fijn dat je er bent!

Doelen (de dikgedrukte doelen oefenen we deze les)

Ik leer wat het meewerkend voorwerp is en hoe je dat vindt.

Ik herhaal: onderwerp, persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde en 

lijdend voorwerp

Ik kan een lijdende vorm herkennen en gebruiken

Ik kan een bedrijvende vorm herkennen en gebruiken.

Ik laat zien dat ik de doelen beheers door: 

De oefeningen te maken die bij het huiswerk horen. 

Door test jezelf als toetsje in de les te maken.

Door de toets spelling grammatica H 3 met een voldoende af te sluiten

Wat is een bedrijvende of een lijdende zin?

wat is het verschil?

0

Even oefenen:
Is deze zin bedrijvend of lijdend?

Joost ruimt de schuur op.

1. bedrijvend
2. lijdend

Even oefenen:
Is deze zin bedrijvend of lijdend?

Onze rector werd door mijn vader opgebeld.

1. bedrijvend
2. lijdend

Even oefenen:
Is deze zin bedrijvend of lijdend?

De rechercheur heeft de verdachten ondervraagd.

1. bedrijvend
2. lijdend

Even oefenen:
Is deze zin bedrijvend of lijdend?

De krant is door de jongen gebracht.

1. bedrijvend
2. lijdend

Even oefenen:
Is deze zin bedrijvend of lijdend?

Hij zal waarschijnlijk de iPhone X kopen.

1. bedrijvend
2. lijdend

Even oefenen:
Is deze zin bedrijvend of lijdend?

Mijn jas is meegenomen door mijn vriendin.

1. bedrijvend
2. lijdend

Hoe maak je van een bedrijvende zin een lijdende zin?

Je kunt er een door-bepaling bij zetten

Je zet een vorm van hebben of zijn in de zin.

oefenen...

Mijn dochter zoekt een kamer in Utrecht. (bedrijvende zin)

door-bepaling:

Een kamer in Utrecht wordt gezocht door mijn dochter. (lijdende zin)

oefenen...

Ze brengen de bank morgen.(bedrijvende vorm)

door-bepaling:

Morgen wordt de bank gebracht (door...)(lijdende zin)

Zet de zin om van bedrijvend <->lijdend
Ina ontvangt een prijs.

Is de opdracht nu goed nagekeken door de docent?

1. Bedrijvend
2. Lijdend

Zet de zin om van lijdend<-> bedrijvend
Is de opdracht nu goed nagekeken door de docent?

Het jurkje wordt door Simone gekocht.

1. Bedrijvend
2. Lijdend

Zet de zin om van lijdend<-> bedrijvend
Het jurkje wordt door Simone gekocht.

De man koopt een scheerapparaat.

1. Bedrijvend
2. Lijdend

Zet de zin om van bedrijvend <->lijdend
De man koopt een scheerapparaat.

De dressuuroefening wordt door Ina goed uitgevoerd.

1. lijdend
2. bedrijvend

Zet de zin om van lijdend<-> bedrijvend
De dressuuroefening wordt door Ina goed uitgevoerd.

Mijn moeder prijst mijn oom uitbundig.

1. lijdend
2. bedrijvend

Zet de zin om van bedrijvend <->lijdend
Mijn moeder prijst mijn oom uitbundig.

Het dienstmeisje verschoont de lakens.

1. Bedrijvend
2. Lijdend

Zet de zin om van bedrijvend <->lijdend
Het dienstmeisje verschoont de lakens.

Volgens mij word ik niet serieus genomen door die docent.

1. Bedrijvend
2. Lijdend

Zet de zin om van lijdend<-> bedrijvend
Volgens mij word ik niet serieus genomen door die docent.

Doelen (de dikgedrukte doelen oefenen we deze les)

Ik leer wat het meewerkend voorwerp is en hoe je dat vindt.

Ik herhaal: onderwerp, persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde en 

lijdend voorwerp

Ik kan een lijdende vorm herkennen en gebruiken

Ik kan een bedrijvende vorm herkennen en gebruiken.

Ik laat zien dat ik de doelen beheers door: 

De oefeningen te maken die bij het huiswerk horen. 

Door test jezelf als toetsje in de les te maken.

Door de toets spelling grammatica H 3 met een voldoende af te sluiten

Ik laat zien dat ik de doelen beheers door:

De oefeningen te maken die bij het huiswerk horen. 

3.7: ontleden en meewerkend voorwerp: 1 t/m 8

3.7: bedrijvend en lijdende vorm: 9,10,11a,12a, 13,16,17. 

Test jezelf in de les