This lesson contains 16 slides, with text slides and 1 video.
Lesson duration is: 100 min
Items in this lesson
Planning vandaag
Terugblik op de vorige les;
Uitlegover fictie;
Nakijken
Reflectie op de lesdoelen
Lezen
Slide 1 - Slide
Terugblik - Stappenplan zinsontleding
Terugblik vorige les
Huiswerk
Fictie
Slide 2 - Slide
Wat is fictie?
Slide 3 - Slide
Doelen van deze les
Ik kan het verschil uitleggen tussen fictie en non-fictie.
Ik kan voorbeelden geven van fictie en non-fictie.
Ik de setting en de sfeer van een verhaal beschrijven.
Slide 4 - Slide
Fictie
Een schrijver kan een verzonnen verhaal vertellen. Deze verhalen noem je fictie.
Sprookjes, leesboeken, stripverhalen, films, soaps en gedichten zijn voorbeelden van fictie.
Slide 5 - Slide
Non-fictie
Een schrijver kan ook schrijven over dingen die echt gebeurd zijn. Deze verhalen noem je non-fictie.
Nieuwsberichten, reisverslagen, een recept, een informatief boek, het journaal, een documentaire of een reality-programma zijn voorbeelden van non-fictie
Slide 6 - Slide
INSTRUCTIE
Verhalen spelen zich altijd af in een bepaalde setting. De setting bestaat uit de plaats, tijd en omstandigheden die de achtergrond vormen waartegen het verhaal zich afspeelt.
Slide 7 - Slide
INSTRUCTIE
Plaats, bijvoorbeeld: in een bepaald land, in een stad of een dorp, in een restaurant, op een school, op het strand, in het bos, bij een ruïne.
Omstandigheden, bijvoorbeeld: oorlog, een sneeuwstorm, vakantie.
Slide 10 - Slide
INSTRUCTIE
De plaats, tijd en omstandigheden zijn samen vaak heel bepalend voor de sfeer van een verhaal. De sfeer kan bijvoorbeeld griezelig, dreigend, benauwend, kil, geheimzinnig, ontspannen, verveeld, romantisch of onbezorgd zijn.