HAVO 3 aanwijzend voornaamwoord

Het aanwijzend voornaamwoord
1 / 12
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Het aanwijzend voornaamwoord

Slide 1 - Slide

Het aanwijzend voornaamwoord
In het Nederlands zijn dit de aanwijzende voornaamwoorden:
Die, dat, deze, dit.

In het Frans heb je daar verschillende vertalingen voor. Welke vertaling je kiest hangt af van of het bijbehorende zelfstandige naamwoord mannelijk, vrouwelijk, meervoud is.
In het Frans zijn de aanwijzende voornaamwoorden 
Ce, cet, cette, ces

Slide 2 - Slide

De vorm
Enkelvoud:
Mannelijk -> Ce                 Tu aimes ce restaurant? (houdt je van dit restaurant?)
Mannelijk met    
klinker of stomme h  -> Cet            Tu aimes cet acteur? (deze acteur?)
Vrouwelijk -> Cette                             Cette chanteuse chante bien! 
                                                                     (Deze zangeres zingt goed!)
Meervoud:
1 vorm -> Ces                          Ces chanteuses chantent bien!
                                                       (Deze zangeressen zingen goed!)


Slide 3 - Slide

Kies het juiste aanwijzend voornaamwoord.
Vertaling: Dit meisje maakt haar huiswerk.

A
Ce fille fait ses devoirs.
B
Cet fille fait ses devoirs
C
Cette fille fait ses devoirs.
D
Ces fille fait ses devoirs.

Slide 4 - Quiz

Kies het juiste aanwijzend voornaamwoord.
Vertaling: Ik hou van deze sport.
(Le sport)
A
J'aime ce sport
B
J'aime cet sport
C
J'aime cette sport
D
J'aime ces sport

Slide 5 - Quiz

Kies het juiste aanwijzend voornaamwoord.
Vertaling: Deze leraren gaan op vakantie.
A
Ce profs vont en vacances.
B
Cet profs vont en vacances
C
Cette profs vont en vacances
D
Ces profs vont en vacances.

Slide 6 - Quiz

Vul het juiste aanwijzende voornaamwoord in. Type alleen het aanwijzende voornaamwoord.
(Dit) an, je vais en France.
(an = mannelijk)

Slide 7 - Open question

Vul het juiste aanwijzende voornaamwoord in. Type alleen het aanwijzende voornaamwoord.
(Deze) skate est très vieux.
(Le skate)

Slide 8 - Open question

Vul het juiste aanwijzende voornaamwoord in. Type alleen het aanwijzende voornaamwoord.
(deze) fois, je ne rentre plus à lui.
(La fois)

Slide 9 - Open question

Vul het juiste aanwijzende voornaamwoord in. Type alleen het aanwijzende voornaamwoord.
(deze) élèves détestent le confinement.

Slide 10 - Open question

Vul het juiste aanwijzende voornaamwoord in. Type alleen het aanwijzende voornaamwoord.
(Deze) piano est nouveau!

Slide 11 - Open question

Vul het juiste aanwijzende voornaamwoord in. Type alleen het aanwijzende voornaamwoord.
Ils ne peuvent pas jouer (deze) batterie.
(la batterie = de drums)

Slide 12 - Open question