This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Oefentoets Parlementaire Democratie
Domein C
Slide 1 - Slide
Is criminaliteit een maatschappelijk probleem?
A
Ja, veel mensen én de politiek hebben ermee te maken en hebben er een mening over.
B
Nee, alleen voor daders, slachtoffers en de politie.
C
Ja, omdat het in elke
samenleving voorkomt.
D
Nee, er zijn veel belangrijkere problemen zoals armoede en milieuvervuiling.
Slide 2 - Quiz
Is de zin een belang, waarde of norm?
Sleep het naar het juiste vakje.
Belang
Waarde
Norm
Behulpzaamheid
In de rij wachten op je beurt
Respect
Goede wifi zodat je altijd bij je leermiddelen kunt
Slide 3 - Drag question
Nederland is een democratie, want:
A
de trias politica is er
voor een deel doorgevoerd.
B
de bevolking neemt de
belangrijkste besluiten.
C
de koning heeft volgens de grondwet maar beperkte macht.
D
de bevolking heeft indirect
invloed op de politiek.
Slide 4 - Quiz
Wat is een voorbeeld van directe democratie?
A
De Eerste Kamer
B
Een koningshuis
C
De burgermeester
D
Een referendum
Slide 5 - Quiz
Eerste Kamer
Tweede Kamer
Direct gekozen
door de bevolking.
Indirect gekozen door de Provinciale Staten.
Kijken of er fouten staan in de wet en erover stemmen.
Wetten bedenken, veranderen en stemmen.
Slide 6 - Drag question
Stemt over de wetvoorstellen
Zorgen voor de uitvoering van de wetten en maken ze ook.
Hierin staan alle rechten en plichten van ons.
Burgers kiezen de leden van de 2e kamer.
Parlement
Ministers
Grondwet
Parlementaire democratie
Slide 7 - Drag question
Deze bron laat zien dat er nog steeds armoede en ongelijkheid voorkomt in Nederland.
Welke politieke stroming wil meer gelijkwaardigheid in de samenleving bereiken?
A
Christendemocratie
B
Confessionalisme
C
Sociaaldemocratie
D
Liberalisme
Slide 8 - Quiz
De voedselbanken laten zien dat er grote inkomensverschillen zijn in Nederland. Naast een groep rijke mensen zijn er ook mensen die maandelijks niet rond kunnen komen.
Wat vinden liberalen van deze inkomensverschillen?
A
De oorzaak is de vrijemarkteconomie en dus moet die worden afgeschaft.
B
Mensen zijn voornamelijk zelf verantwoordelijk voor hun situatie.
C
Sociale ongelijkheid bestrijden is een taak van de overheid.
D
Inkomensverschillen worden kleiner als mensen verantwoordelijk zijn voor elkaars welzijn.
Slide 9 - Quiz
Dit standpunt over het vrijwillig levenseinde past het beste bij:
A
progressief
B
christen democraat
C
liberaal
D
links
Slide 10 - Quiz
Welke waarde ligt ten grondslag aan democratie?
A
Censuur
B
Gelijkwaardigheid
C
Ongelijkheid
D
Individualisme
Slide 11 - Quiz
Wat is een belangrijk verschil tussen een dictatuur en een democratie? Wat is waar?
A
Bij een democratie ligt de macht in handen van één persoon.
B
Bij een dictatuur hebben de burgers invloed op de besluitvorming.
C
Bij een democratie is er censuur.
D
Bij een dictatuur hebben de burgers geen recht op vrijheid van meningsuiting.
Slide 12 - Quiz
Stemt over de wet
Stemt als
tweede over de wet
Zet een handtekening onder de wet
Voert de wet uit
Slide 13 - Drag question
In de tekst kun je lezen dat elke partij haar eigen standpunten heeft. Welke partij(en) wil(len) meer investeren in de zorg? Breng dit standpunt in verband met de waarden van de partij.
Slide 14 - Open question
Verklaar waarom de VVD in verband wordt gebracht met de ‘hardwerkende Nederlanders’.
Slide 15 - Open question
Bekijk de bron. Naast de formele kenmerken van democratie worden door sommigen nog andere kenmerken genoemd, waaraan een samenleving zou moeten voldoen om van een democratie te mogen spreken.
Over welk van de volgende kenmerken handelt de bron?