e6-Woordsoorten-H.5 voegwoord- havo2

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


Na deze les weet je hoe je nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden kunt herkennen en gebruiken.


1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


Na deze les weet je hoe je nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden kunt herkennen en gebruiken.


Slide 1 - Slide

Hoe zat het ook weer met het aanwijzend voornaamwoord? 



Een aanwijzend voornaamwoord verwijst naar ?
Een aanwijzend voornaamwoord verwijst naar iets of iemand. Je kunt het voor een zelfstandig naamwoord zetten.
 Als je verwijst naar een het-woord gebruik je dit, dat of zulk. Verwijs je naar een de-woord, dan gebruik je deze, die of zulke.

Slide 2 - Slide

Verwijswoorden - voorbeeld


de-woorden: verwijs met deze of die



het-woorden: verwijs met dit of dat

de-woorden en het-woorden
Deze deur is op slot, maar die daar is wel open.
(de deur)
Dat paard is wild, maar dit hier is rustig.
(het paard)

Slide 3 - Slide

Hoe zat het ook weer met het vragend voornaamwoord? 




Met een vragend voornaamwoord vraag je naar een?
persoon of een ding, zoals wie of wat. Je noemt het een voornaamwoord, omdat je met de vraag verwijst naar iemand of iets. Een woord waarmee je een vraag maakt noem je ook wel een vraagwoord. Andere vraagwoorden zijn bijvoorbeeld waarom, wanneer, waar en hoe.

Slide 4 - Slide

Hoe zat het ook weer met het persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord? 
Zie hoofdstuk 1 blz. 30 woordsoorten


Duidt een persoon, dier, of ding aan=?
persoonlijk voornaamwoord

Slide 5 - Slide

Hoe zat het ook weer met het koppelwerkwoord en hulpwerkwoord? 
Zie hoofdstuk 2 blz. 62 woordsoorten


Een koppelwerkwoord komt altijd voor in een ?
naamwoordelijk gezegde

Slide 6 - Slide

Hoe zat het ook weer met het persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord? 
Zie hoofdstuk 3 blz. 94 woordsoorten


In een zin staat altijd een .........werkwoord
zelfstandig

Slide 7 - Slide

Voegwoorden (vgw) verbinden twee woorden, woordgroepen of zinnen met elkaar:

twee woorden:
pizza of hamburger;
twee woordgroepen:
de zware training en de spannende wedstrijd;



Slide 8 - Slide

twee zinnen:

{Ruby en Nathalie sparen voor een tent}, want {ze gaan in juli kamperen in de Ardennen}.

{(Als het weer mooi is), willen ze daar twee weken blijven}.

Slide 9 - Slide

Er zijn twee soorten voegwoorden:

Nevenschikkende voegwoorden (ns.vgw) verbinden meestal twee woorden, twee woordgroepen of twee hoofdzinnen.
- {hoofdzin    Lars kan goed koken}, maar      {hoofdzin     zijn zus Jiska bakt er niets van}.

Er zijn vijf nevenschikkende voegwoorden:
dus, en, maar, of en want.


Slide 10 - Slide

Onderschikkende voegwoorden (os.vgw) verbinden meestal een bijzin met een hoofdzin.
– {hoofdzin Pak je een paraplu 
                     (bijzin   voordat je naar buiten gaat)}?

Er zijn meer onderschikkende voegwoorden, zoals: aangezien, als, dan, dat, doordat, hoewel, mits, nadat, of, omdat, opdat, tenzij, terwijl, toen, voordat, zodat en zodra.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Link

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 13 - Slide

Neem nog eens de theorie door op blz. 158.
Let op: ook de afkortingen ( ns.vgw) ( os.vgw) moet je kennen.

Maken:
blz. 158
Hoofdstuk 5
startopdr. 
opdr. 1 t/m 5

Slide 14 - Slide

Aan de slag

Slide 15 - Slide

Maken:
Grammatica woordsoorten 
H. 3 blz. 94

startopdr.+ 
opdr. 1 t/m 5

Slide 16 - Slide