Interactievaardigheid: Begeleiden van onderlinge interacties

Interactievaardigheid: Begeleiden van onderlinge interacties

Gemaakt door: Cato, Judi en Demi 
1 / 31
next
Slide 1: Slide
OnderwijsassistentenMBOStudiejaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Interactievaardigheid: Begeleiden van onderlinge interacties

Gemaakt door: Cato, Judi en Demi 

Slide 1 - Slide

Begeleiden van onderlinge interacties
Wat houd deze interactievaardigheid in?
Kinderen leren ontzettend veel van elkaar. Kinderen komen in aanraking met andere kinderen met verschillende achtergronden. Ze leren hoe ze een plek in de groep kunnen krijgen, ze doen sociale vaardigheden op, proberen verschillende rollen uit, maken ruzie en sluiten vriendschappen. Het deel uitmaken van zo'n grote groep is voor veel kinderen een nieuwe ervaring en een groot verschil met thuis. Een groepsproces vraagt om goede begeleiding. En daar spelen wij als pm'ers een grote rol in.

Slide 2 - Slide

TOETSVRAGEN
 Hoe kun je onderlinge interacties stimuleren?
Wees je er bewust van en reageer op de behoeftes van de kinderen. Probeer alle kinderen in het groepje te betrekken. Door bijv. groepsversterkende activiteiten uit te voeren.
 Hoe kun je onderlinge interacties indirect begeleiden?
Door middel van materialen en door de ruimte in te richten.
Wat zijn de voordelen van het begeleiden van onderlinge interacties?
Het begeleiden van interacties kan leiden tot vriendschappen tussen kinderen. Deze vriendschappen zijn voor kinderen waardevol omdat het plezier geeft en emotionele veiligheid. Het spel tussen vrienden is vaak van een hoger niveau. Ook heeft het hebben van vrienden op een jonge leeftijd een positieve invloed op de cognitieve ontwikkeling, het schoolsucces, de sociale competenties en het gevoel van eigenwaarde. 



Slide 3 - Slide

6.1 Kinderopvang als proeftuin voor sociale relaties
* Kinderen kunnen veel op sociaal gebied leren in de kinderopvang. Peuters die naar de kinderopvang gaan kunnen beter communiceren met jongere en oudere kinderen dan kinderen die thuis blijven.
* In de kinderopvang hebben kinderen de kans om met veel leeftijdsgenoten op te trekken. De onderlinge relaties veranderen vaak omdat ieder kind zich steeds ontwikkelt en dus op elk moment andere behoeften, emoties en vaardigheden heeft.
* Ook besteden ze veel aandacht aan georganiseerde gezamenlijke momenten, zoals een kring gesprek. Hier gaat het om handelingen die kinderen niet zo snel uit zichzelf ontwikkelen, zoals luisteren naar een ander, op hun beurt wachten, etc.

Slide 4 - Slide

6.1 Kinderopvang als proeftuin voor sociale relaties
Inclusie: Dat betekent dat iedereen in de groep wordt opgenomen en dat de pm'er verschillen tussen kinderen bewust erkent en waardeert.

Wat is hierbij belangrijk om te doen?
Dat je een groep creëert waar ieder kind de mogelijkheid krijgt om zichzelf te zijn en mee te doen. Dit kun je doen door meer te luisteren naar de kinderen en verschillende meningen en ideeën met enthousiasme te ontvangen, veel uitwisselt en kijkt vanuit verschillende perspectieven.

Slide 5 - Slide

Kan een peuter die op de kinderopvang/voorschoolse opvang heeft gezeten een voorsprong hebben op sociaal gebied dan kinderen die thuis blijven?
A
Nee, dat maakt geen verschil. Elk kind ontwikkelt zich anders.
B
Peuters leren niks op een kinderopvang/voorschoolse opvang.
C
Ja, door verschillende factoren kan de peuter een voorsprong hebben op sociaal gebied!
D
Alle 3 de antwoorden zijn niet waar.

Slide 6 - Quiz

Wat is belangrijk bij inclusie?
A
Dat elk kind zich fijn en gewaardeerd voelt in de groep.
B
Dat elk kind zichzelf mag zijn en mee kan doen.
C
Dat je luistert naar de kinderen en de verschillen tussen de kinderen gaat omarmen.
D
Alle antwoordmogelijkheden zijn correct.

Slide 7 - Quiz

6.2 Leidinggeven aan het groepsproces
In een prettige/positieve groep voelen kinderen zich veilig. Niet elk kind vind het fijn/makkelijk om in een groep te verblijven. Het kan vermoeiend zijn, veel prikkels op je afkomen en regels en structuur waarin je je moet voegen. Samen spelen en grenzen aangeven is voor kinderen nog moeilijk.

Slide 8 - Slide

6.2 De rol van pedagogische medewerkers
Er zijn verschillende manieren om voor alle leeftijden voor een veilige sfeer in de groep te zorgen waarin interactie tussen kinderen op een vanzelfsprekende manier ontstaan:
  • Creëer gezamenlijkheid
  • Werk, indien mogelijk in kleine stamgroepen van kinderen met dezelfde leeftijden.
  • Geef ruimte aan vriendschappen
  • Laat voorbeeldgedrag zien in het omgaan met anderen
  • Zorg dat je zelf minder in het middelpunt staat

Slide 9 - Slide

6.2 De rol van pedagogische medewerkers
Op deze manier kun je werken aan een groep waarin de communicatie tussen de kinderen ook steeds meer goed kan verlopen:
  • Zorg voor activiteiten/materialen/inrichting die uitnodigen tot samenspel
  • Laat rituelen ontstaan
  • Leg gezamenlijke belevenissen vast en schrijf samen 'geschiedenis'
  • Geef aandacht aan nieuwe kinderen
  • Versterk positieve interacties
  • Ondersteun kinderen in de interacties die ze met elkaar aangaan
  • Ondersteun bij botsingen en conflicten

Slide 10 - Slide

Noem redenen waarom botsingen/conflicten met andere kinderen leerrijke ervaringen zijn:

Slide 11 - Open question

6.3 Sociaal gedrag van baby's
Vanaf de geboorte beschikken baby's over spiegelneuronen. Daardoor kunnen ze zich inleven in de gevoelens of ervaringen van andere mensen.
Door spiegelneuronen worden deze emoties namelijk ook in hun eigen hersenen geactiveerd. 
Spiegelneuronen spelen een essentiële rol bij de ontwikkeling van empathie (inlevingsvermogen).

Slide 12 - Slide

6.3 Hoe kun je baby's in hun contacten bevestigen en ondersteunen?
Het is belangrijk dat baby's ervaren dat ze bij de rest van de groep horen, dat kan op verschillende manieren:
  • Door baby's bij elkaar te leggen of zo neer te zetten dat ze contact met elkaar kunnen maken.
  • Door baby's te betrekken bij de andere kinderen en andersom.
  • Door baby's te betrekken bij het groepsgebeuren.
  • Door zelf interacties met baby's aan te gaan.
  • Door een aparte ruimte te maken waar baby's zich veilig voelen en ongestoord met elkaar kunnen spelen.

Slide 13 - Slide

Wat kun je doen om baby's meer kansen te geven om in contact te komen met andere kinderen?

Slide 14 - Open question

6.4 Vriendschappen mogelijk maken
Vanaf drie jaar zie je dat kinderen voorkeur krijgen voor vrienden van hetzelfde geslacht.

Steek je hand op als je het antwoord op deze vraag weet:
Hoe zou je als OA vriendschappen kunnen stimuleren?

Slide 15 - Slide

6.4 Pro sociaal gedrag versterken
Pro sociaal gedrag= gedrag gericht op de ander met de bedoeling een ander bij te staan. Het gaat om elkaar helpen, troosten, zorg geven, geruststellen, begrip tonen voor elkaar, samen delen en samenwerken.

Je kan Pro sociaal gedrag ondersteunen door:
  • Goed voorbeeld/aanwijzingen geven
  • Positief reageren
  • Kinderen betrekken bij elkaar troosten of problemen oplossen
  • Samenwerken stimuleren
  • Helpen te stimuleren

Slide 16 - Slide

6.4 Omgaan met verschillen
Peuters zijn bezig met verschillen en overeenkomsten te ontdekken tussen zichzelf en andere kinderen, bijv. lichaamskenmerken, interesses en uit welk gezin ze komen. Als kinderen op jonge leeftijd al leren omgaan met deze verschillen dan draagt dat later bij aan het omgaan met anderen en het functioneren van de samenleving. Het is belangrijk voor ons als OA dat we aan de kinderen laten zien dat we verschillen tussen kinderen waarderen, dat we er van genieten dat ieder kind anders is en dat we ieder kind accepteren zoals het is.

Slide 17 - Slide

6.4 Begeleiden bij botsingen tussen peuters
Botsingen zijn nodig voor de sociale ontwikkeling en kinderen moeten de mogelijkheid krijgen om te oefenen op hun eigen niveau. Soms wordt er te veel gevraagd van kinderen, zoals het dele van speelgoed of lief samenspelen. Dat is nog lastig voor peuters en leidt soms tot onnodige botsingen.

Wie weet wat je zou kunnen doen als OA om te veel onnodige botsingen te voorkomen?

Slide 18 - Slide

6.5 Het creëren van een veilig groepsklimaat
Groepen kunnen heel verschillend zijn. In de ene groep voel je je prettiger en veiliger dan in de andere groep. Dit heeft te maken met het groepsklimaat. Er zijn 3 soorten groepen.
De negatieve groep: kinderen reageren negatief op elkaar, conflicten, groepsdruk is groot, kinderen die gepest/buitengesloten worden, dominante kinderen en er maar een paar groepsrollen zijn.
De neutrale groep: is een groep zonder echte contacten tussen kinderen, er heerst een neutrale sfeer. Kinderen spelen weinig of kort met elkaar en het is wisselend met wie ze spelen.
De positieve groep: kinderen nemen initiatieven, elk kind heeft een eigen plek, ze proberen problemen/conflicten op te lossen, ze hebben verschillende meningen en gedrag, ze trekken zich soms terug en er zijn verschillende groepsrollen.

Slide 19 - Slide

Hoe kun je een positieve groep creëren?
  • Stel evenwichtige groepen (verhouding jongens/meisjes/leeftijden)
  • Zorg dat je inzicht hebt in de groepsrollen 
  • Geef kinderen ruimte en de veiligheid om over persoonlijke dingen te praten.
  • Vertel zelf af en toe iets persoonlijks
  • Maak afspraken met de groep over hoe met elkaar om te gaan
  • Organiseer een gezamenlijk project
  • Maak de groep ergens verantwoordelijk voor
  • Benoem elkaars kwaliteiten
  • Evalueer de dag
  • Gebruik humor wanneer er spanningen zijn
  • Reageer positief als kinderen verantwoordelijkheid voor elkaar nemen

Slide 20 - Slide

6.5 Samenspel een kans geven
Kleuters zijn steeds meer in staat om samen te spelen. Kleuters kunnen ook doelgericht spelen. Ze spelen graag een uitgebreid rollenspel: kinderen maken afspraken en hebben discussies over rollen tijdens het doen-alsof spel. Ze wijzen elkaar rollen toe en corrigeren elkaar als ze 'fouten' maken.

Kinderen tussen 7 en 9 jaar oud spelen meet een spel volgens de regels. Kinderen gaan meer de competitie met elkaar aan.

Kinderen vanaf negen jaar vormen groepjes op basis van interesses.

Slide 21 - Slide

Entreeonderhandelingen
Entreeonderhandelingen= als kinderen met elkaar willen spelen of ergens aan mee willen doen, dan moeten ze daar actie op ondernemen.

Kinderen moeten steeds uitvinden wat een goede manier is om binnen een spel te komen. Of dat makkelijk of moeizamer gaat, heeft te maken met de sociale orde en de manier waarop een kind probeert aan te sluiten. Kinderen moeten dit heel vaak doen op een dag.

Slide 22 - Slide

6.5 Sociale vaardigheden versterken
Welke 6 sociale basisvaardigheden leren schoolkinderen?
  1. Oog hebben voor de ander
  2. Overleggen met een ander
  3. De ander aanvoelen
  4. Beheersen van eigen emoties
  5. Controleren van eigen gedragingen
  6. Respecteren van regels

Slide 23 - Slide

Hoe kun je sociale vaardigheden bij kinderen stimuleren?

Slide 24 - Open question

6.5 Botsingen en conflicten begeleiden
Tijdens het begeleiden/oplossen van botsingen/conflicten kun je als OA 3 verschillende rollen innemen:
  1. Objectieve bemiddelaar: je kiest geen partij, maar zoekt samen met de kinderen naar een oplossing.
  2. Proces begeleider: je zorgt ervoor dat de kinderen zelf een oplossing vinden.
  3. Leider: je neemt zelf de leiding en geeft de kinderen aanwijzingen voor een oplossing.

In welke situaties zou je als OA METEEN moeten ingrijpen?

Slide 25 - Slide

6.5 begeleiden bij pesten/discrimineren
Pesten en discriminatie gebeurt helaas nog veel bij verschillende leeftijden en doelgroepen, vaak kun je het niet eens altijd merken. Veel kinderen praten er niet graag over.
Hoe kun je omgaan met pesten?
Pesten stopt niet vanzelf. Meestal wordt er uitgegaan van een vijfsporenaanpak:
  1. Steun bieden aan het kind dat gepest wordt.
  2. Steun bieden aan het kind dat zelf pest.
  3. De middengroep betrekken bij de oplossingen van het pestprobleem.
  4. Werken aan het tot stand brengen van een algemeen beleid van de school rond veiligheid en pesten waar de hele school bij betrokken is.
  5. De ouders ondersteunen.


Slide 26 - Slide

Wat zou je op stage kunnen doen om de kinderen duidelijk te maken dat pesten/discrimineren niet oké is?

Slide 27 - Slide

Activiteit: Filmpje
Jullie krijgen zo twee filmpjes te zien, het ene filmpje laat zien hoe je als begeleider WEL moet reageren en het andere filmpje laat zien hoe je als begeleider NIET moet reageren.
Link filmpje:

Slide 28 - Slide

Op welke van de 2 filmpjes reageerde de begeleider op een goede manier?
A
Op filmpje 1
B
Op beide filmpjes
C
Op geen van beide filmpjes
D
Op filmpje 2

Slide 29 - Quiz

Hoe vonden jullie onze les?

😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Poll

Noem 1 ding wat je geleerd hebt deze les:

Slide 31 - Open question