Les 5 - H10.2 - Zwanger en bevallen - Les 2

Tijdens de vorige les heb je geleerd hoe een zwangerschap ontstaat. 

Deze les leer je hoe een kind in de baarmoeder groeit.

Je krijgt eerst nog een twee vragen over de vorige paragraaf om die te herhalen, daarna begint de les met een flimpje met vragen erbij.
1 / 28
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Tijdens de vorige les heb je geleerd hoe een zwangerschap ontstaat. 

Deze les leer je hoe een kind in de baarmoeder groeit.

Je krijgt eerst nog een twee vragen over de vorige paragraaf om die te herhalen, daarna begint de les met een flimpje met vragen erbij.

Slide 1 - Slide

Welk voorbehoedsmiddel beschermt naast zwangerschap ook tegen SOA's?
A
De pil
B
Sterilisatie
C
Condoom
D
Spiraaltje

Slide 2 - Quiz

Hoe noemen we het groene gedeelte?
A
Eisprong
B
Zwangerschap
C
Bevruchting
D
Vruchtbare periode

Slide 3 - Quiz

Hoe groeit een kind in de baarmoeder?
Lees eerst de vragen op de slides na het filmpje. Bekijk dan het filmpje en beantwoord de vragen. Als het nodig is kun je het filmpje nog een keer bekijken!

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Noem 3 functies van het vruchtwater.

Slide 6 - Open question

Hoe groot is de baby in de eerste maand?
A
Ongeveer zo groot als de dikte van een nagel.
B
Ongeveer zo groot als je duim.
C
Ongeveer zo groot als een vuist.

Slide 7 - Quiz

Hoe krijgt de baby zuurstof?

Slide 8 - Open question

Wanneer kan een baby eigenlijk al geboren worden?
A
Als hij 5 maanden oud is.
B
Als hij 6 maanden oud is.
C
Als hij 7 maanden oud is.
D
Als hij 8 maanden oud is.

Slide 9 - Quiz

Bekijk nu dit uitlegfilmpje over de tekst.

Slide 10 - Slide

Hoe groeit een kind in de baarmoeder?
Lees de tekst en werk ondertussen ook aan je begrippenlijst!
De zwangerschap kun je in twee fasen indelen.
1) De eerste 12 weken.
Tijdens deze periode ontstaan alle organen bij het kind. Dit heet ontwikkeling. Het ongeboren kind noem je in deze periode een embryo.
2) Van week 12 tot de geboorte.
Na ongeveer 12 weken vindt alleen nog groei plaats. Je noemt het ongeboren kind in deze periode een foetus.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Placenta
Op de plaats waar het embryo is ingenesteld, groeit de placenta (ook wel moederkoek genoemd).
Via de navelstreng is de placenta verbonden met met het embryo (later foetus). Het vruchtwater met de vruchtvliezen beschermen het kindje tegen stoten.

Slide 13 - Slide

Navelstreng
In de navelstreng zitten drie bloedvaten: twee navelstrengslagaders en één navelstrengader. In de placenta vertakken die bloedvaten zich tot haarvaten. Het bloed in de haarvaten van het kind stroomt dicht langs het bloed van de moeder. Doordat de wanden van deze bloedvaten erg dun zijn, kan hier uitwisseling van stoffen plaatsvinden. 

1) Voedingsstoffen en zuurstof gaan vanuit het bloed van de moeder naar het bloed van het kind. Deze stoffen komen via de navelstrengader in het kind.
2) Koolstofdioxide en andere afvalstoffen gaan door de twee navelstrengslagaders vanuit het bloed van het kind naar het bloed van de moeder. Zodat zij deze afvalstoffen voor het kind kan afvoeren.

Slide 14 - Slide

Via de placenta kunnen ook andere stoffen bij het embryo komen. De placenta houdt veel schadelijke stoffen en ziekteverwekkers tegen, maar stoffen zoals nicotine, alcohol, medicijnen en drugs gaan er wel doorheen. Ook sommige ziekteverwekkers kunnen via de placenta in het lichaam van een ongeboren baby komen. Vooral in de eerste 12 weken kunnen door schadelijke stoffen en ziekteverwekkers afwijkingen ontstaan of kan het embryo sterven. Bij 1 op de 10 zwangerschappen gaat er in de eerste 12 weken iets mis in de ontwikkeling. Vaak is het gevolg dat het embryo sterft en wordt afgestoten. De vrouw heeft dan een miskraam.

Slide 15 - Slide

Opdrachten
Je gaat nu de vragen maken:

Slide 16 - Slide

Wat is de functie van de vruchtvliezen en het vruchtwater?
A
Bescherming van de embryo
B
Het voeden van de embryo

Slide 17 - Quiz

Hierin ontwikkelt een embryo zich
A
eileider
B
baarmoeder
C
vagina
D
eierstok

Slide 18 - Quiz

Welk deel zorgt voor de uitwisseling van zuurstof en voedingsstoffen van het embryo?
A
Baarmoeder
B
Embryo
C
Eierstokken
D
Placenta

Slide 19 - Quiz

Wat is het verschil tussen een foetus en een embryo?
A
Een embryo ontwikkelt en een foetus groeit.
B
Een embryo groeit en een foetus ontwikkelt.
C
embryo is vanaf 3 weken en foetus de rest.
D
foetus is de eerste 12 weken en embryo de rest.

Slide 20 - Quiz

Hoe krijgt een embryo halverwege de zwangerschap zuurstof?
A
Via zijn/haar longen
B
Via het vruchtwater
C
Via de placenta
D
Het embryo heeft geen zuurstof nodig

Slide 21 - Quiz

In welke richting stroomt het bloed door de navelstrengslagaders?
A
In beide navelstrengslagaders stroomt het bloed naar het embryo toe.
B
In beide navelstrengslagaders stroomt het bloed van het embryo weg.
C
In de ene navelstrengslagaders stroomt het bloed naar het embryo toe, in de andere van het embryo weg.

Slide 22 - Quiz

Raken de Bloedvaten van de moeder en het embryo elkaar?
A
ja
B
nee

Slide 23 - Quiz

Wat gaat er van moeder naar het embryo?
A
Bloed
B
zuurstof
C
koolstofdioxide

Slide 24 - Quiz

Zet in de juiste volgorde: bevruchting - innesteling - celdeling - ovulatie

Slide 25 - Open question

Als een vrouw zeker weet dat ze zwanger is, krijgt ze advies van een verloskundige. Onder andere over haar leefstijl.

Waarom krijgt een zwangere vrouw advies over haar leefstijl?

Slide 26 - Open question

Noem 3 adviezen die een verloskundige waarschijnlijk altijd geeft:

Slide 27 - Open question

Dit was de les van vandaag.
Morgen gaat het over bevallen!

Slide 28 - Slide