2 basis unit 4 lesson 2

• Engels
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 2

unit 4 lesson 2 

What can you do with rubber bands? 

Can you invent something, using a rubber band? 

Welke zin is waar?

1. Thomas Alva Edison heeft de gloeilamp helemaal alleen uitgevonden.
2. Voordat Thomas Alva Edison de gloeilamp uitvond, hadden anderen al een gloeilamp uitgevonden.
3. Petrus zou zomaar niet weten wat hij moest uitvinden.

unit 4 lesson 2  

kgt:   maken opd. 11 t/m 13 

 basis:   maken   opd.  12    t/m  16

Leer de woorden van lesson 2  + lesson 1 afmaken 

basis:     vraagwoorden

Vraagwoorden

Met deze woorden kan 

je vragen maken. 

Dan staan ze vooraan.

What are you doing?

How can I help you?

What?    Which?

• What and which are question words that you put at the beginning of a question.
• Ze beteken allebei    welke  

What

*  onbeperkte keuze 

What is your favourite colour?

Which

* in de  vraag staan een klein aantal mogelijkheden waar je uit kun kiezen

Which is your favourite colour - blue or green?

..... is your favourite subject - German or French?

1. What
2. Which

........... is your birthday?

1. When
2. Why

.......... did that happen?

1. What
2. How

..... hobbies does your friend have?

1. What
2. Which

................. does he live?

1. When
2. Where

Must & Mustn't

Must            iets moet / het 

                     kan ook niet anders

Mustn't       iets moet / mag niet

Get to work  

 unit 4 lesson 2 

Basis:  maken opd.   14 + 15 + 16  +  17  +  18  +   21  + 22  + 

                                                                                 Practise More 

kgt:  maken  11 t/m 14  + Practise More  (niet: Gerund) 

                            lesson 1 afmaken 

Tijd over:  Quizlet     unit 4 lesson  1 +  2   

Tuesday    18 May 2021

Huiswerk!? 

Vrijdag 

....hebben jullie een s.o. van de woordjes en zinnen van lesson 1 en 2.   

Tony makes the most delicious chocolate ...........

1. until
2. bars

Wat betekent
chocolate bar

1. bonbon
2. chocolade reep

I like my bacon salty and crispy.
Wat betekent 'crispy'?

1. knapperig
2. chips

These chocolate chips melt in the sun.

Wat betekent 'melt'?

1. koken
2. smelten

Do you always ........... your apple into four?

1. piece
2. choose
3. cut

First ............. the eggs into the cup and then mix in the flour.

1. break
2. until
3. cut

My dad works for a big car ................ .

1. accident
2. company
3. piece

And now.....            unit 4 

* Practise More  lesson 2  

(let op: er zijn twee Practise Mores!)

*  opdr. 17 - 18 - 21 - 22

*  lesson 3 afmaken 

*  Clip Time 

* leer de woorden van lesson 1 + 2 en de zinnen van lesson 2