Sterke werkwoorden met een a en e in de stam WEM

1 / 27
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavo, vwoLeerjaar 2,3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Sterke werkwoorden
met een -a- / -e- in de stam

Slide 2 - Slide

Wat maakt een werkwoord sterk?
Spieren?
Spinazie?                                                                    ..... eh, ...nee!

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Ook in het Nederlands kennen we sterke werkwoorden:

Sterk worden deze werkwoorden door
een klinkerverandering
in de verleden tijd

Slide 5 - Slide

En in het Duits?
Naast een klinkerverandering in de verleden tijd, hebben sterke werkwoorden in het Duits ook

een klinkerverandering
in de tegenwoordige tijd

Slide 6 - Slide

Tot nu toe kende je de zwakke werkwoorden
Die kon je vervoegen met
een ezelsbruggetje

(FE)-E-ST-T-EN-T-EN

Slide 7 - Slide

Hoe zat dat ook alweer?
Eerst de stam van het werkwoord bepalen door
                                       -en eraf te halen

Daarna er de            juiste uitgang        met hulp van het ezelsbruggetje         eraan plakken

Herinner je nog?

Slide 8 - Slide

Ich.... (trinken) gerne Kaffee.

Slide 9 - Open question

Anna .......... (kaufen) ein Geschenk
für ihre Mutter.

Slide 10 - Open question

Hannes und Anton ..... (warten) vor der Schule auf den Bus.

Slide 11 - Open question

Wat is er nu anders bij de sterke werkwoorden?

Sterke werkwoorden krijgen in sommige vormen
een klinkerverandering in de stam


Slide 12 - Slide

Wanneer precies?
Hiervoor moet je 3 vragen met 'ja'  kunnen beantwoorden:

1) Is het werkwoord sterk?
2) Is het een vorm met du of er/sie/es?
3) Staat er een   a, au  of een e in de stam van het werkwoord?

ALLEEN dan verandert de klinker in het werkwoord!!

Slide 13 - Slide

Dan is er een klinkerverandering
a -> ä
au -> äu

korte e -> i 
lange e -> ie


Slide 14 - Slide

Let op!
De meeste werkwoorden die
in het Nederlands sterk
zijn, zijn ook
in het Duits sterk!

Slide 15 - Slide

Voorbeeld
De vertaling van 'hij rijdt'        (rijden = fahren):
1) rijden > reed > sterk werkwoord   V
2) hij = 3e pers. EV = er                           V
3) fahren > stam: fahr                             V
3x 'ja' ->    a > ä   ->    er fährt

Slide 16 - Slide

Nog een voorbeeld
De vertaling van 'jij komt' ?    (ergens naartoe komen = kommen)

1) komen > kwam > sterk werkwoord                  V
2) jij = 2e pers. EV = du                                                V
3) kommen > stam:  komm                                        X
Niet alle punten 'ja' ->  GEEN klinkerverandering!

Slide 17 - Slide

Er zijn geen regels zonder uitzonderingen:

gehen, stehen
-> 
sterk, maar geen klinkerverandering
                                    (er geht, er steht)
nehmen, geben -> sterk, maar lange e wordt i
                                    (sie nimmt, du gibst)
stoßen -> = stoten, sterk in het D, geen a/e maar wel Umlaut
                                    (du stößt, er stößt)

Slide 18 - Slide

Probeer nu eens zelf
de juiste vorm
van het werkwoord te vinden

Slide 19 - Slide

Du ... (fahren = rijden) jeden Tag mit dem Fahrrad zur Schule.

Slide 20 - Open question

Mutter ... (schlafen = slapen ) am Wochenende immer aus.

Slide 21 - Open question

Du ... (graben) ein Loch im Garten?

Slide 22 - Open question

Sanne ... (laufen) zum Bahnhof.

Slide 23 - Open question

Tim ... (nehmen) noch ein Stück Torte.

Slide 24 - Open question

Amanuel ... (stoßen) sich an der Schranktür.

Slide 25 - Open question

Ende
Du hast es geschafft!

SUPER!

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide