Zinnen maken NT2 A1

Zinnen maken
Oefenen
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Zinnen maken
Oefenen

Slide 1 - Slide

Wat is de volgorde van een zin?
Ik ga morgen naar school.
De jongen eet elke dag een appel.
Het meisje leest een boek.
De klas gaat op maandag naar de sportzaal.
De hond rent elke dag. 
De banaan is geel. 

Slide 2 - Slide

LET GOED OP!

1. Wie?   Ik/jij/de/de jongen/de klas/jullie/wij.....
2. Doet?  Gaat/speel/pakken/slapen/lopen (het verbum)
3. Wanneer?  Morgen/vandaag/elke dag/'s morgens
4. Waar? Naar school/in bed/op straat/naar gym

Slide 3 - Slide

Wat is een goede zin?
A
Yordan gaat morgen naar de film.
B
Naar de film morgen gaat Yordan.
C
Yordan morgen gaat naar de film.
D
Gaat morgen naar de film Yordan.

Slide 4 - Quiz

Wat is een goede zin?
A
Een verhaal schrijft hij op school.
B
Op school hij schrijft een verhaal.
C
Hij schrijft een verhaal op school.

Slide 5 - Quiz

Wat is een goede zin?
A
Elke dag Nader leest een boek.
B
Nader leest elke dag een boek.
C
Een boek Nader leest elke dag.

Slide 6 - Quiz

Wat is een goede zin?
A
Op het bord de juf schrijft een woord.
B
De juf op het bord schrijft een woord.
C
De juf schrijft een woord op het bord.

Slide 7 - Quiz

Wat is een goede zin?
A
Ik wil morgen naar de Albert Heijn lopen.
B
Morgen ik wil lopen naar de Albert Heijn.
C
Naar de Albert Heijn ik wil morgen lopen.

Slide 8 - Quiz

Wat is een goede zin?
A
Vroeger ik heb gestudeerd in Amsterdam.
B
Ik heb gestudeerd vroeger in Amsterdam.
C
Ik heb vroeger in Amsterdam gestudeerd.
D
Vroeger heb ik in Amsterdam gestudeerd.

Slide 9 - Quiz

Denk ook aan...
- Hoofdletters
Een hoofdletter staat aan het begin van de zin. 
Een naam (van een persoon, stad, land of provincie) heeft ook een hoofdletter.

- Punten
Een punt staat aan het eind van de zin.

Slide 10 - Slide

Maak de goede zin:
elke dag-Gideon-patat-eet

Slide 11 - Open question

Maak een goede zin:
morgen-Marin-gaat-naar de bibliotheek.

Slide 12 - Open question

Maak de zin:
dragen - een mooie jurk - Julia- wil - op de bruiloft

Slide 13 - Open question

Maak de zin:
in het lokaal - mogen - De studenten - niet - eten

Slide 14 - Open question

Maak nu zelf een goede, lange zin met het verbum 'drinken'.

Slide 15 - Open question

Maak nu zelf een goede, lange zin met het verbum 'kopen'.

Slide 16 - Open question

Ik vind zinnen maken ....

Slide 17 - Open question