Y2 W2 classroom English
1 / 15
Lesson duration is: 30 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
what is a consonant?
A
een irritante zoem in je oor
B
een medeklinker
C
een klinker
D
Kunt u het raam open doen?
Slide 5 - Quiz
Als ik het heb over 'the present' heb ik het over:
A
het cadeau voor mijn vrouw haar 40e verjaardag.
B
dat wat je doet vóór het verzenden van een brief.
C
de tegenwoordige tijd
D
de verleden tijd
Slide 6 - Quiz
Als 'present' de tegenwoordige tijd is. Wat is dan 'verleden tijd'?
Slide 7 - Open question
Which answer consists only out of nouns?
A
to work, to eat, to listen
B
To work, worked, worked
C
Book, pencil, teacher, cup, cell phone
D
to write, a book, greater
Slide 8 - Quiz
Nouns zijn dus zelfstandige naamwoorden. Wat is werkwoord in het Engels?
Slide 9 - Open question
What item can you find in your schoolbag?
A
Teacher
B
desk
C
power outlet
D
eraser
Slide 10 - Quiz
Vertaal: hoofdstuk
Slide 11 - Open question
Translate: sentence
Slide 12 - Open question
Het woord "the" is een:
A
noun
B
verb
C
article
D
consonant
Slide 13 - Quiz
Vertaal: vraag
Slide 14 - Open question
What is the skill we are testing this period?
Writing
Listening
Speaking
Reading
