- Lees paragraaf 5.4 in stilte goed door (blz. 168 t/m 171)
- Noteer alle dikgedrukte woorden en probeer in eigen woorden een betekenis op te schrijven (zie schema hieronder), een voorbeeld te bedenken bij het begrip en een ander begrip uit de lijst te bedenken die er iets mee te maken heeft.
- Laat de woorden die je niet weet open.
- Noteer de dingen/ontwikkelingen die je niet begrijpt. Je begrijpt iets niet: als je het niet in eigen woorden kunt uitleggen, geen voorbeeld van kunt geven, niet kunt aangeven waar het mee te maken heeft