Extra oefenopdrachten H3 en H4

• Economie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Extra oefenopdrachten H3 en H4

Een voorbeeld van ruilen over tijd is:

1. Ik koop nu auto en ik leen daarvoor geld.
2. Ik koop nu een auto en ik betaald die meteen.
3. Ik ga eerst sparen zodat ik later een auto kan kopen.
4. Appels ruilen tegen peren.

Wat is GEEN leenmotief?

1. Lenen voor een huis
2. Lenen voor een plotselinge dure reparatie aan de auto
3. Lenen voor een nieuwe caravan
4. Lenen vanwege de lage rente

De SWOT-analyse ...

1. zijn de activiteiten die de verkoop bevorderen.
2. geeft de marketingmix van een bedrijf weer.
3. geeft de ondernemer inzicht in de sterke en zwakke punten van zijn bedrijf en welke kansen en bedreigingen er zijn in de markt.
4. geeft de ondernemer inzicht in de financiën van zijn bedrijf.

Wat gebeurt er met je koopkracht als er inflatie is?

1. Je kunt meer kopen omdat prijzen dalen.
2. Je kunt minder kopen omdat prijzen stijgen.
3. Inflatie heeft geen invloed op wat je kunt kopen.
4. Je kunt evenveel blijven kopen.

Wat is een doorlopend krediet?

1. Een kredietvorm waarbij je naar behoefte geld kunt opnemen
2. Een lening aan een consument voor de aanschaf van een duurzaam consumptiegoed
3. Een manier van kopen van een product door middel van gespreide betalingen
4. Een kredietvorm waarbij je alleen rente betaalt over het opgenomen bedrag

wat is niet juist?
Bij doorlopend krediet...

1. ... hoeft het krediet niet in één keer te worden opgenomen
2. ...hoef je pas aan het einde van de looptijd af te lossen
3. ...kan het reeds afgeloste deel opnieuw opgenomen worden

Welk P van de marketingmix
zie je hier?

1. product
2. promotie
3. plaats
4. prijs

Welke P van de marketingmix wordt hier gebruikt?

1. prijs
2. plaats
3. personeel
4. product

Nettowinstmarge berekenen

Formule: nettowinst / omzet x 100 = ........ %

Bereken de nettowinstmarge

Omzet                 € 5.000

Nettowinst        € 1.100

Bruto- en nettowinstmarge --> (opdr. 4.17 op blz. 57)

Brutowinstmarge: De verhouding tussen omzet en winst uitgedrukt als een percentage van de omzet.

Bij de nettowinstmarge doe je hetzelfde, maar dan nettowinst ipv brutowinst.

Tip: 4.17 is een belangrijke opdracht!

De nettowinst is €500.
De omzet is €1.280.
Bereken de nettowinstmarge.

De winst van Louise was vorig jaar € 45.000. Dit jaar is de winst 23% hoger. Bereken het nieuwe winstbedrag.

Salaris was €2875,- en is nu €3000,- met hoeveel procent gestegen?
(rond af op 1 decimaal)
Formule=(Nieuw - oud) : oudx 100

Hakim wil graag van zijn overbodige sneakers af. Hij zet de sneakers in de aanbieding. Na 5 dagen actie heeft hij 300 sneakers verkocht, dat is precies 30% van de voorraad.

Bereken na hoeveel dagen hij 54% voorraad verkocht heeft?

Hoeveel sneaker had hij op voorraad?