Chapitre 1 H

Les adjectifs possessifs
het bezittelijk voornaamwoord
in het Frans 2HB
1 / 25
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Les adjectifs possessifs
het bezittelijk voornaamwoord
in het Frans 2HB

Slide 1 - Slide

Le programme et le but (leerdoel)
- Les adjectifs possessifs (bezittelijk voornaamwoord);
     -Expliquer (uitleg 10 min)
     -Apprendre (leren 5 min)
     -Practiquer (oefenen 20 min) 
     -Les dévoirs (huiswerk)
- Le but: tu connais le pronom possessif français et tu peux l'appliquer (je kent het bzvnw en je kunt het toepassen)

Slide 2 - Slide

Qu’est-ce que ce sont les adjectifs possessifs?

Een bezittelijk voornaamwoord geeft een bezit aan. Iemand is een eigenaar van iets. 

Het boek is van mij. Het is mijn boek. 
Het boek is van haar. Het is haar boek.

Slide 3 - Slide

Comment en néerlandais?
In het Nederlands kijken we naar de eigenaar.

De fiets van Rowan. Het is zijn fiets.
De scooter van Mirthe. Het is haar scooter. 




Slide 4 - Slide

Comment en français?
In het Frans kijk je naar het zelfstandig naamwoord
is het mannelijk / vrouwelijk of meervoud?

Le vélo = mon vélo (mijn fiets)
La maison = ta maison (jouw huis)
L'avion = son avion



Slide 5 - Slide

Tekst
   H
aeiou 

Slide 6 - Slide

Comment en français?
 Begint het woord dat begint een stomme "h" of een klinker (AEIOU), dan gebruik je altijd: mon, ton, son.. ook bij vrouwelijke zelfstandige naamwoorden.

l'hôtel (m) = mon hôtel (mijn hotel)
l'amie (v) = ton amie (jouw vriendin)
l'avion (m) = son avion (zijn/haar vliegtuig)



Slide 7 - Slide

Comment en français?
Bij zijn/haar:
Zijn/haar boek = son livre 
Zijn/haar schilderij = sa peinture
Zijn/haar vrienden = ses amis


Slide 8 - Slide

Tekst
   H
aeiou 

Slide 9 - Slide

Controle 60% goed

Slide 10 - Slide

J'ai visité ...... (mijn) oncle à Bruxelles
A
son
B
mon
C
leur
D
ton

Slide 11 - Quiz

J'ai visité ...... (hun) tante à Bruxelles
A
son
B
mon
C
leur
D
ton

Slide 12 - Quiz

J'ai visité ...... (jouw) tante à Bruxelles
A
ta
B
tis
C
tes
D
ton

Slide 13 - Quiz

J'ai loué ..... (haar) maison (v)
A
son
B
ma
C
ta
D
sa

Slide 14 - Quiz

J'ai loué ..... (uw) maison
A
ta
B
vos
C
votre
D
sa

Slide 15 - Quiz

Elle a donné un cadeau à ..... (jouw) amie(v)
A
mon
B
ma
C
ton
D
sa

Slide 16 - Quiz

Elle a donné des cadeaux à ..... (hun) amies(v)
A
ses
B
leurs
C
vos
D
nos

Slide 17 - Quiz

Vorige week
A
la semaine prochaine
B
la semaine d'abord
C
la semaine dernière
D
la semaine importante

Slide 18 - Quiz

het kasteel
A
le village
B
l'église
C
le château
D
le garçon

Slide 19 - Quiz

slapen
A
dormir
B
arrêter
C
arriver
D
voir

Slide 20 - Quiz

Duits
A
allemand
B
germain
C
mandalle
D
Duche

Slide 21 - Quiz

jullie straat
jullie tuin
jullie buren
votre jardin
vos jardin
votre rue
vos rue
votre voisins
vos voisins

Slide 22 - Drag question

hun straat
hun tuin
hun buren
leur jardin
leurs jardin
leur rue
leurs rue
leur voisins
leurs voisins

Slide 23 - Drag question

Herhaling bezittelijk voornaamwoord
NL
vs
Frans

Slide 24 - Slide

Les dévoirs (huiswerk) 
-Je kent: alle vormen uit je hoofd van le pronom possessif
-Faire (maken): 2 live worksheets (SOM/Teams)
Voor de volgende les 2 schermfoto's van de oefeningen met minimaal 80% goed (8/10)

Bonne chance!! 

Slide 25 - Slide