Les 4: herhalen comparative + uitleg superlative

Engels
  • plattegrond
  • telefoons in telefoontas
  • boeken/laptop/schrift/etui op bank
  • mutsen af + jassen uit 
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Engels
  • plattegrond
  • telefoons in telefoontas
  • boeken/laptop/schrift/etui op bank
  • mutsen af + jassen uit 

Slide 1 - Slide

Unit 4 Weather

Slide 2 - Slide

Goals
Last lesson we did some listening and the comparison
This lesson we are going to repeat the comparison, discuss the superlative + too/enough and do some listening as well.

Slide 3 - Slide

Check homework
Maken: opdracht 1 t/m 3 blz. 43 en 1 t/m 5 blz. 42

Leren: eerste 30 woorden van unit 4

Slide 4 - Slide

Luistervaardigheid oefening.
Beantwoord de vragen:
1. is dit het ochtend middag of avond weerbericht?
2. Voor welke windstreken is het weerbericht bedoeld?
3. Waar gaat het in het weekend nog regenen?
4. zijn de tempraturen aankomende week hoog of laag in Engeland?
5. Wat is de temperatuur in het weekend?
Weather

Slide 5 - Slide

Antwoorden
1.- ochtend
2.- zuiden, oost, noord en west
3.- londen en kent
4.- hoog
5.- 21 graden

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

short words:
+ est
Michael is strong.(1 lettergreep)
He is the strongest  

Slide 9 - Slide

Verdubbelen
a cheetah is  a BIG cat.
a leopard is  the BIGGEST 
(korte woorden met een korte klinker en 1 medeklinker op het einde)

Slide 10 - Slide

Y -> iest
The man in red shorts is UGLY.

The man in purple shorts is  the ugliest
(het woord eindigt op een -y met een medeklinker ervoor)


Slide 11 - Slide

long words:
Meer dan 2 lettergrepen
more ...
An Iphone is expensive.
A Ferrari is the most expensive.
ex-pen-sive (3 lettergrepen!)

Slide 12 - Slide

Uitzonderingen!!!
 (ver) far - further - furthest
(goed) good - better - best
(slecht) bad - worse - worst
(weinig) little - less - least (kun je niet tellen)
(een paar) few - fewer - fewest (kun je tellen)
(veel) much/many - more - most

Slide 13 - Slide

Als er teveel is...
  • This is too  good to be true.
  • She is too nice to her daughter. 

Too = VOOR het bijv. nw.

Slide 14 - Slide

Als er  genoeg is....
  • They don't have enough money.
  • They were not funny enough to make them smile. 

ENOUGH = VOOR het zelfst nw of NA het bijv nw

Slide 15 - Slide

This is .............
exercise on the worksheet.
A
the difficultest
B
the most difficult
C
the most difficultest
D
the more difficulter

Slide 16 - Quiz

He is .......... teacher in the country.
A
the goodest
B
gooder than
C
the best
D
better than

Slide 17 - Quiz

Here is Emily. She's six years old. Her brother is nine, so he is...........
A
old
B
older
C
olden
D
oldest

Slide 18 - Quiz

0

Slide 19 - Video

Work alone
Anders:
Eerst maken handout https://www.liveworksheets.com/w/en/english-second-language-esl/46836 (zet antwoorden in schrift)
4D opdracht 1 t/m 4 WB blz. 45
Leren: eerste 30 woorden van woordenlijst unit 4

Slide 20 - Slide

Homework
Maken: 4D opdracht 1 t/m 4 WB blz. 45 + handout https://www.liveworksheets.com/w/en/english-second-language-esl/46836
Leren: eerste 30 woorden van woordenlijst unit 4

Slide 21 - Slide