les 2

Les 2
Zinnen in de ik-vorm
Zinnen in de hij-vorm
Zinnen in de wij-vorm
1 / 24
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 7

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Les 2
Zinnen in de ik-vorm
Zinnen in de hij-vorm
Zinnen in de wij-vorm

Slide 1 - Slide

meervoud
Wat is het meervoud van ik?

Wat is het meervoud van hij of zij?

Wat is het meervoud van jij?

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Hebben jullie het bord gezien?
A
1e persoon MV
B
2e persoon MV
C
1e persoon EV
D
3e persoon MV

Slide 5 - Quiz

Wij kennen de verkeersregels.
A
2e persoon EV
B
1e persoon MV
C
3e persoon MV
D
1e persoon EV

Slide 6 - Quiz

Zij wil op paardrijden.

In welke persoon staat deze zin?
A
1e persoon enkelvoud
B
2e persoon enkelvoud
C
3e persoon enkelvoud
D
1e persoon meervoud

Slide 7 - Quiz



Ik zal je iets vertellen.
A
1e persoon enkelvoud
B
1e persoon meervoud

Slide 8 - Quiz



Wij spelen op straat.
A
1e persoon enkelvoud
B
1e persoon meervoud

Slide 9 - Quiz



In de duinen staat een rode vuurtoren.
A
1e persoon enkelvoud
B
2e persoon enkelvoud
C
3e persoon enkelvoud

Slide 10 - Quiz


Wij zitten in de klas.
A
1e persoon meervoud
B
2e persoon meervoud
C
3e persoon meervoud

Slide 11 - Quiz


Hebben jullie het bord gezien?
A
1e persoon meervoud
B
2e persoon meervoud
C
3e persoon meervoud

Slide 12 - Quiz


De kok gooit de pasta in een schaal.
A
1e persoon EV
B
2e persoon EV
C
3e persoonEV

Slide 13 - Quiz



Hebben zij de boeken al ingeleverd.
A
1e persoon meervoud
B
2e persoon meervoud
C
3e persoon meervoud

Slide 14 - Quiz

Schrijf de ik-vorm (1e persoon) van het werkwoord op.


Wij voetballen de hele middag.
A
voetbal
B
voetbalt
C
voetballen
D
gevoetbald

Slide 15 - Quiz

Welk woord hoort bij de 1e persoon enkelvoud?
A
wij
B
jullie
C
ik
D
de man

Slide 16 - Quiz

Ik heb deze vraag zelf bedacht.
A
1e persoon enkelvoud
B
1e persoon meervoud
C
2e persoon enkelvoud
D
3e persoon meervoud

Slide 17 - Quiz

Ik zal iets vertellen.

Wat is de 1e persoon enkelvoud in deze zin?
A
zal
B
Ik
C
iets
D
vertellen

Slide 18 - Quiz

1e, 2e of 3e persoon?
Wij lopen samen naar de stad.
A
1e persoon meervoud
B
2e persoon meervoud
C
3e persoon enkelvoud
D
3e persoon meervoud

Slide 19 - Quiz

Hebben zij de boeken al ingeleverd.
1e persoon
2e persoon
3e persoon
enkelvoud
meervoud

Slide 20 - Drag question

Vannacht schrok ik wakker.
1e persoon
2e persoon
3e persoon
enkelvoud
meervoud

Slide 21 - Drag question

Je hebt een fantastisch plan bedacht.
1e persoon
2e persoon
3e persoon
enkelvoud
meervoud

Slide 22 - Drag question

In de duinen staat en rode vuurtoren.
1e persoon
2e persoon
3e persoon
enkelvoud
meervoud

Slide 23 - Drag question

Aan de slag
Verwerken taal
week 1 les 2

Slide 24 - Slide