V5 05-12-2024

Bonjour 
1 / 29
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4,5

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Bonjour 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Jeudi, le 5 décembre 2024
K: Start Formele brief/mail
K: Inleveren exercice 28!!!

Z: Maak 
     maak. 37 abc,  37c, 38 ab, 38 ab  (09-12-2024) + quiz alle grammatica chapitre 2
     oefenbrief 1 (af voor 10-12-2024)
     Grammaire A, B, C formatieve check (10-12-2024)
     Blijven leren voor de toetsweek  vocabulaire a,b,c ! 

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Planning formatieve en summatieve checks
10-12-2024 FC Grammaire A,B,C
17-12-2024 FC Schrijfopdrachten (maken in de les en inleveren)
 week 3 SC: Schrijfopdracht & Grammaire A,B,C en Vocabulaire A,B,C 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

LES ARTICLES

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

1. L'article défini = bepaald lidwoord
  • La personne est en face de moi. 

  • C'est Paul et le chien.

  • Les enfants vont à l'école. 

=DE of HET in het Nederlands

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

3. Masculin ou féminin?
Je weet niet altijd of een woord mannelijk of vrouwelijk is!
MANNELIJK
VROUWELIJK
mannelijke woorden  
eindigen op:

 -ment, -al, -eur, -on

un règlement, un journal, un vendeur, un ballon


vrouwelijke woorden eindigen op:

- té, -sion, -euse, -ette,
- ion

la beauté, la décision, la vedette, la caution

Slide 6 - Slide

Als je vragen hebt, mag je mij altijd een berichtje sturen! 
L'article contracté = het samengetrokken lidwoord

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

4. L'article contracté = samengetrokken lidwoord

Bij de voorzetsels 'à' en 'de' :


à + le = au
de + le = du
à + la = à la
de + la = de la
à + les = aux
de + les= des

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

5. L'article partitif= delend lidwoord
Je weet NIET hoeveel:




  • Je mange du pain (Ik eet brood)
  • J'achète de la nourriture (Ik koop eten)
  • Je bois de l'eau (Ik drink water)
WE VERTALEN DIT NIET IN HET NEDERLANDS!!
masculin
féminin
voyelle
singulier
du
de la
de l'
pluriel
des
des
des

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

5. L'article partitif= delend lidwoord
Je hebt te maken met een hoeveelheidswoord:




  • Il boit assez d'eau (Hij drinkt genoeg water)
  • J'achète beaucoup de fruits (Ik koop veel fruit)
  • Je mange un peu de salade (Ik eet een beetje sla)

masculin/ féminin/ pluriel
voyelle
singulier
de
d'
pluriel
de
d'

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

5. L'article partitif= delend lidwoord
Na een ONTKENNING veranderen onbepaalde (un,une of des) en delende lidwoorden (du, de la, de l' en des) in 
DE of D'

Je ne mange pas de viande (Ik eet geen vlees)
  • Moi, je ne mange plus d'asperges.  (Ik eet geen asperges  meer)
  • Behalve na être: Ce n'est pas de la viande. (Dat is geen vlees)

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Altijd le, la, l' of les 
Na de werkwoorden aimer, préférer, détester, adorer, supporter en haïr
gebruik je ALTIJD een bepaald lidwoord, óók na een ontkenning.

J'adore le chocolat (Ik ben dol op chocolade).
Fleur n'aime pas le vin. (Fleur houdt niet van wijn). 

Slide 12 - Slide

This item has no instructions



'Heb je jam gegeten?'
Kies het juiste antwoord.
A
Tu as mangé de la confiture ?
B
Tu as mangé la confiture ?

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions



'Heb je de jam gegeten?'
Kies het juiste antwoord.
Let op!
A
Tu as mangé de la confiture ?
B
Tu as mangé la confiture ?

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions



'Op de markt koop ik kaas.'
Kies de juiste vertaling.
A
Au marché, j'achète du fromage.
B
Au marché, j'achète le fromage.

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions



'Ik heb de kaas opgegeten.'
Kies de juiste vertaling
(staat er een lidwoord? Ja!)
A
J'ai mangé le fromage.
B
J'ai mangé du fromage.

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions



Na een woord van hoeveelheid gebruik je: de of d'.
A
Goed
B
Fout.

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions



Ik heb veel discipline.
A
J'ai beaucoup de discipline.
B
J'ai peu de discipline.
C
J'ai beaucoup de la discipline.

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions



'Ik wil een kilo appels'

Kies de juist vertaling.
A
Je veux un kilo des pommes.
B
Je veux un kilo de pommes.

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions



'Na een ontkenning krijg je in het Frans 'de' of 'd''.

A
Goed
B
Fout.

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions



'Er is geen olie meer.'
Kies de juiste vertaling.
A
Il n'y a plus d'huile.
B
Il n'y a plus de l'huile.

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions


Na de werkwoorden aimer, préférer, détester, adorer, supporter en haïr gebruik je altijd het bepaald lidwoord:
le, la of les
A
Goed
B
Fout

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions


Ik houd van kip.
Choississez la bonne traduction
A
J'aime du poulet.
B
J'aime le poulet.

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

La fête de Saint Nicolas
mots utiles:
enfants, promènent, forêt, boucher, morceaux, tonneau, ressusciter, sept ans
Tekst

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Slide 25 - Video

This item has no instructions

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

2. L'article indéfini= onbepaald lidw
  • J'ai un vélo rouge.

  • Il me donne une rose. 

  • Je mange des fruits.

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Slide 29 - Slide

This item has no instructions