3bk - All Right Unit 2 - extra punten verdienen SO

Unit 2
Work hard for extra points!

Lesson 2.2 Words & Grammar
Lesson 2.3 Words
1 / 43
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Unit 2
Work hard for extra points!

Lesson 2.2 Words & Grammar
Lesson 2.3 Words

Slide 1 - Slide

Welke woord zie je op de afbeelding?
Sleep het woord naar de juiste afbeelding.
offer
remote control
reporter
headline
notification

Slide 2 - Drag question

Vertaal het werkwoord naar het Nederlands: (to) accuse

Slide 3 - Open question

Vertaal het werkwoord naar het Nederlands: (to) refuse

Slide 4 - Open question

Vertaal het werkwoord naar het Nederlands: (to) save

Slide 5 - Open question

Vertaal het werkwoord naar het Nederlands: (to) happen

Slide 6 - Open question

Vertaal het werkwoord naar het Nederlands: (to) reduce

Slide 7 - Open question

Vertaal naar het Engels:
inwoner

Slide 8 - Open question

Vertaal naar het Engels:
aankondiging

Slide 9 - Open question

Vertaal naar het Engels:
periode van 10 jaar

Slide 10 - Open question

Vertaal naar het Engels:
gênant

Slide 11 - Open question

Vertaal naar het Engels:
armoede

Slide 12 - Open question

Verleden tijd van...
go
A
goed
B
goes
C
went
D
gone

Slide 13 - Quiz

Verleden tijd van...
bake
A
bakes
B
baked
C
bookt
D
baket

Slide 14 - Quiz

Verleden tijd van...
skip
A
skept
B
skep
C
skipt
D
skipped

Slide 15 - Quiz

Verleden tijd van...
think
A
thought
B
thinked
C
thaught
D
thinkt

Slide 16 - Quiz

Verleden tijd van...
hang
A
hanged
B
hung
C
hunged
D
hing

Slide 17 - Quiz

Welke woord zie je op de afbeelding?
Sleep het woord naar de juiste afbeelding.
stretcher
deadly
nurse
scared
fire engine

Slide 18 - Drag question

Vertaal naar het Engels:
achtervolging

Slide 19 - Open question

Vertaal naar het Engels:
EHBO-set

Slide 20 - Open question

Vertaal naar het Engels:
opvang

Slide 21 - Open question

Vertaal naar het Engels:
diefstal

Slide 22 - Open question

Vertaal naar het Engels:
veilige

Slide 23 - Open question

Vertaal het werkwoord naar het Nederlands: (to) take care of

Slide 24 - Open question

Vertaal het werkwoord naar het Nederlands: (to) hide

Slide 25 - Open question

Vertaal het werkwoord naar het Nederlands: (to) drown

Slide 26 - Open question

Vertaal het werkwoord naar het Nederlands: (to) grab

Slide 27 - Open question

Vertaal het werkwoord naar het Nederlands: (to) escape

Slide 28 - Open question

I lived in London two years ago.
I have lived in Liverpool for two years.
Present Perfect
Past Simple

Slide 29 - Drag question

In welke tijd staat deze zin?

My cat died last week.
A
Past simple
B
Present perfect

Slide 30 - Quiz

In welke tijd staat deze zin?

I have built a helicopter
A
Past simple
B
Present perfect

Slide 31 - Quiz

In welke tijd staat deze zin?

I read a book.
A
Past simple
B
Present perfect

Slide 32 - Quiz

In welke tijd staat deze zin?

Lucy lived in London.
A
Past simple
B
Present perfect

Slide 33 - Quiz

In welke tijd staat:

Jack watched television
A
Past simple
B
Present perfect

Slide 34 - Quiz

In welke tijd staat:

I've lost my passport
A
Past simple
B
Present perfect

Slide 35 - Quiz

In welke tijd staat:

We sang that song last week.
A
Past Simple
B
Present Perfect

Slide 36 - Quiz

In welke tijd staat deze zin?
I have known him all my life.
A
Past simple
B
Present perfect

Slide 37 - Quiz

In welke tijd staat deze zin?

This quiz has ended.
A
Past simple
B
Present perfect

Slide 38 - Quiz

Zet het ww in de Past Simple:
Leonardo Da Vinci ... (to paint) the Mona Lisa.
A
have painted
B
is painting
C
painted
D
has painted

Slide 39 - Quiz

Zet deze zin in de Past Simple:
Rebecca .... (to go) bed.
A
Rebecca goes to bed.
B
Rebecca is going to bed.
C
Rebecca went to bed.
D
Rebecca has gone to bed.

Slide 40 - Quiz

Zet het ww in de Present Perfect:
I .... (to know) for him all my life.
A
knew
B
am knowing
C
have known
D
know

Slide 41 - Quiz

Zet het ww in de Present Perfect:
I ...... (read) a book. I 've just finished it.
A
read
B
have read
C
am reading
D
did read

Slide 42 - Quiz

Zet het ww in de Present Perfect:
I ..... ( to eat) an apple.
A
did eat
B
has eat
C
have eaten
D
am going to eat

Slide 43 - Quiz