Schrijven les 1

Schrijfexamen
Wat moet je weten/kunnen?
Wat kan je verwachten?
1 / 22
next
Slide 1: Slide
EngelsMBOStudiejaar 1-4

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Schrijfexamen
Wat moet je weten/kunnen?
Wat kan je verwachten?

Slide 1 - Slide

Instellingsexamen
3 opdrachten > Mail/brief/kaart/formulier
A2 niveau

Slide 2 - Slide

Schrijven A2
Doelen

Ik kan korte, eenvoudige notities en boodschappen opschrijven. Ik kan een zeer eenvoudige persoonlijke brief schrijven, bijvoorbeeld om iemand voor iets te bedanken.

Slide 3 - Slide

Hoe ziet het examen eruit?
Waar/hoe? 
Digitaal (toets.nl)
Drie onderdelen:
  1. Formulier invullen
  2. Brief
  3. E-mail

Slide 4 - Slide

Waar word je op beoordeeld?
  • Hou je je aan de opdracht?
  • Woordenschat
  • Zijn de zinnen verbonden (and, but, because etc.)
  • Spelling / grammatica
  • Heb je de juiste toon/taalgebruik gebruikt
Niet leesbaar/ niet af = geen cijfer!

Slide 5 - Slide

Tip 1: Prepare
  • Maak een kort lijstje van alle dingen die je moet vermelden. 

  • Bij het maken van een afspraak zijn dat dingen als: hoe laat, waar, met wie en hoelang. 

  • Zoek onbekende woorden op in het woordenboek (je mag een papieren woordenboek meenemen).

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Hoe begin/eindig je een informeel bericht?

Slide 8 - Mind map

Tip 2: Opening & closing informal
Opening:
Dear + voornaam, of nog informeler met Hi + voornaam. 

Afsluiting:
Bijvoorbeeld Thanks, Cheers, Bye, Best wishes, of Have a nice weekend, plus je eigen voornaam.

Slide 9 - Slide

Tip 3: Check and double-check
Lees je bericht nog eens na. 
Is je bericht duidelijk? 
Indien beschikbaar: gebruik ook de spelling- en grammaticacontrole op je computer.

Slide 10 - Slide

Oefenen Nu Engels
- Hoofdstuk 12 t/m 14 gaan over writing (schrijven). Je kan de exam exercises van elke paragraaf gebruiken om te oefenen voor het examen. (Deze kan je naar de docent sturen om ze na te kijken)
- Zorg kopje in NU Engels
- Je kunt uitleg vragen over een of meerdere grammatica onderdelen die je nog lastig vindt.

Slide 11 - Slide

Namen van maanden in het Engels schrijf je...
A
Zonder hoofdletter
B
Met hoofdletter

Slide 12 - Quiz

I (ik) in het Engels schrijf je...
A
Soms met hoofdletter
B
Niet met hoofdletter
C
Altijd met hoofdletter

Slide 13 - Quiz

Namen van de dagen van de week schrijf je in het Engels...
A
Met hoofdletter
B
Zonder hoofdletter

Slide 14 - Quiz

Als je een e-mail aan je manager moet schrijven, welke toon kies je dan?
A
Formeel
B
Informeel

Slide 15 - Quiz

Na de aanhef (Dear...) volgt...
A
Een komma
B
Een punt
C
Niets

Slide 16 - Quiz

The house belongs to them.
It is _______ house.
A
there
B
their
C
they're

Slide 17 - Quiz

They should ___ taken the previous exit.
A
have
B
of

Slide 18 - Quiz

After Tuesday comes _______.
A
Wenzday
B
Wednesday
C
Wensday
D
Wetnessday

Slide 19 - Quiz

If you enter the competition, you can win a _____.
A
prise
B
price
C
prize

Slide 20 - Quiz

Wat is het belangrijkste dat je mee moet nemen naar een examen?

Slide 21 - Open question

That's all for now
Best of luck with the exam on Wednesday!

Slide 22 - Slide