Oefentoetsen H3 en H4

Welkom
Laatste les voor de toets

Hoofdstuk 3.1 t/m 3.6
Hoofdstuk 4.1 t/m 4.6

Leren: Boek + LessonUp + aantekeningen (+ opdrachtenboek)

1 / 32
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom
Laatste les voor de toets

Hoofdstuk 3.1 t/m 3.6
Hoofdstuk 4.1 t/m 4.6

Leren: Boek + LessonUp + aantekeningen (+ opdrachtenboek)

Slide 1 - Slide

Toets toetsweek

Vrijdag 50 minuten voor 21 vragen 
(2 1/2 minuut per vraag)

8 vragen meerkeuze
13 open vragen



Slide 2 - Slide

Deze les

Oefentoetsen 

Leren

Vragen stellen wanneer iets onduidelijk is

Slide 3 - Slide

Pluriforme samenleving
Eerste vragen open vragen: antwoord op te zoeken in de paragrafen die erachter staan tussen haakjes
  

Daarna 8 meerkeuzevragen met antwoord

Slide 4 - Slide

Noem 3 dingen die bij de dominante cultuur horen in Nederland (4.1)

Slide 5 - Open question

"Ons gedrag wordt vooral bepaald door aangeboren eigenschappen." Nature of nurture? Leg uit (4.2)

Slide 6 - Open question

Nederland is een collectivistische cultuur. Klopt deze uitspraak en waarom wel/niet? (4.2)

Slide 7 - Open question

Omschrijf wat een masculiene cultuur en wat een feminiene cultuur is (4.2)

Slide 8 - Open question

Leg uit wat sociale cohesie is (4.3)

Slide 9 - Open question

Benoem de 3 belangrijkste motieven om te migreren (4.4)

Slide 10 - Open question

Nederland is een open samenleving. Leg uit wat dit betekent (4.5)

Slide 11 - Open question

Noem een voorbeeld van globalisering (4.6)

Slide 12 - Open question

Wat is socialisatie? (4.2)
A
Het accepteren van mensen en respect hebben
B
Het hebben van waarden en normen
C
Het aanleren van waarden, normen en gewoonten
D
Je verbonden voelen met een speciale groep

Slide 13 - Quiz

Vooroordeel
Vooroordeel (4.3)
A
Onterecht verschil maken in de behandeling van mensen
B
Overdreven beeld van een groep mensen
C
Passen nieuwkomers zich aan de dominante cultuur, maar houden ook hun eigen
D
Een oordeel over iemand of iets zonder dat je feiten of de persoon kent.

Slide 14 - Quiz

Wat is polarisatie? (4.3)
A
Het ongelijk behandelen van mensen op basis van een kenmerk dat er in die situatie niet toe doet.
B
De tegenstellingen tussen groepen sterker worden waardoor ze steeds meer tegenover elkaar komen te staan.
C
Een overdreven, vaststaand beeld van een groep mensen.
D
De mate waarin mensen zich verbonden voelen met elkaar.

Slide 15 - Quiz

Iemand migreert om de armoede in eigen land te ontvluchten. Dit is een... (4.4)
A
Economisch motief
B
Sociaal motief
C
Politiek motief

Slide 16 - Quiz

Wat is assimilatie? (paragraaf 4.5)
A
een cultuur gedeeltelijk overnemen
B
een cultuur geheel overnemen
C
assimilatie bestaat niet
D
je afscheiden

Slide 17 - Quiz

I. Vroeger letten mensen meer op elkaar. Dat was een gevolg van de ontzuiling.
II. Relatief veel individuele vrijheid is kenmerkend voor de Nederlandse dominante cultuur.

A
I is juist, II is onjuist
B
I is onjuist, II is juist
C
I en II zijn beide juist
D
I en II zijn beide onjuist

Slide 18 - Quiz

Welke belangrijke veranderingen vonden plaats in de jaren vijftig en zestig?
A
Het aantal jongeren dat naar de kerk ging, nam toe.
B
De consumptiemaatschappij werd steeds minder belangrijk.
C
De nozems en de hippies startten nieuwe politieke partijen.
D
De gezagsverhoudingen veranderden door individualisering.

Slide 19 - Quiz

Veel Marokkanen en Turken kwamen in de jaren zestig naar Nederland. Waarom kwamen zij juist toen?
A
Als nieuw lid van de EU stelde Nederland de grenzen open voor buitenlandse werknemers.
B
Vanwege gezinshereniging.
C
In hun eigen land was te weinig werk en in Nederland waren juist mensen nodig.
D
Turkije en Marokko braken toen met de ‘wij-zijcultuur’.

Slide 20 - Quiz

Oefentoets Parlementaire Democratie 

Slide 21 - Slide

Lees de bron en beantwoord de vragen op de volgende  pagina's 

Slide 22 - Slide

Noem twee taken van een lijsttrekker (3.4)

Slide 23 - Open question

De lijsttrekker is één van de vier redenen die in het boek worden genoemd om op een bepaalde politieke partij te stemmen. Noem er nog eens twee. (3.4)

Slide 24 - Open question

Als de leden van een politieke partij een lijsttrekker kiezen, van welke taak van politieke partijen is dan sprake? (3.3)

Slide 25 - Open question

In de tekst kun je lezen dat elke partij haar eigen standpunten heeft.
Welke partij(en) wil(len) meer investeren in de zorg? Breng dit standpunt in verband met de ideologie van de partij (3.2)

Slide 26 - Open question

Verklaar waarom de VVD in verband wordt gebracht met de ‘hardwerkende Nederlanders’ (3.2)

Slide 27 - Open question

Waarom zal de Tweede Kamer de rijksbegroting niet snel afkeuren? Betrek in je antwoord het stemgedrag van de coalitiepartijen en oppositiepartijen en de afspraken in het regeerakkoord (3.5)

Slide 28 - Open question

In een stelsel van evenredige vertegenwoordiging:
I. hebben grote, landelijke politieke partijen kans op meerdere Kamerzetels.
II. is het voor kleine politieke partijen onmogelijk om een Kamerzetel te halen.
III. hebben zwevende kiezers weinig invloed.

A
Alleen I is juist.
B
I en II zijn juist.
C
II en III zijn juist.
D
Alle antwoorden zijn juist.

Slide 29 - Quiz

Wat is een kenmerk van een democratie? (3.1)

A
Politieke macht ligt bij een kleine groep personen
B
Grondrechten worden beschermd
C
Grote rol voor het leger en de politie
D
Het volk stemt zelf over wetsvoorstellen

Slide 30 - Quiz

Wat is GEEN kenmerk van een democratie? (3.1)
A
Er is sprake van manipulatie bij de verkiezingen
B
De minderheid wordt beschermd
C
Persvrijheid
D
Politieke en individuele vrijheid

Slide 31 - Quiz

Het parlement heeft een..
A
wetgevende en controlerende taak
B
uitvoerende taak
C
uitvoerende en controlerende taak
D
wetgevende en uitvoerende taak

Slide 32 - Quiz