1. EXT. STEEGJE. DAG
Piet en Eva lopen samen door de steeg. Piet is een oudere man met een baard. Eva is klein en dun. Ze draagt een grote rugzak op haar rug. Ze loopt er krom van.
PIET
Dat ziet er zwaar uit. Wat zit er in die rugzak?
EVA
(Zet de rugzak met een zwaai op de grond en maakt hem open)
Ik heb geen idee. Hij is van mijn vriend. We zullen eens kijken.