BS 2.3 organen voor de spijsvertering

Spijsvertering
1 / 36
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Spijsvertering

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt de verschillende onderdelen van het spijsverteringsstelsel in volgorde benoemen en aanwijzen.

  • Je kunt noemen welke spijsverteringsklieren welke enzymen en spijsverterigssappen maken en welke stoffen erdoor verteerd worden.
  •  je kunt uitleggen hoe de dunne darm is opgebouwd en het voordeel van het grote oppervlakte uitleggen
  • Je kunt uitleggen m.b.v. diagrammen hoe de werking van enzymen beïnvloedt wordt door temperatuur en zuurgraad..

Slide 2 - Slide

Vertering

verteren is het kleiner maken van voedsel tot je het kunt opnemen.

2 Manieren:

Mechanisch = kauwen

Chemisch = enzymen 

Slide 3 - Slide

Typen vertering

-1- Mechanische vertering
Hierbij wordt dmv spieren het voedsel kleiner gemaakt en gekneed
Hierdoor groter oppervlak waarop enzymen in kunnen werken.
-2- Chemische vertering
Hierbij wordt het voedsel bewerkt dmv enzymen 

Slide 4 - Slide

Chemische vertering
Enzymen zijn reactieversnellers

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Welk enzym zal het meeste voorkomen in het menselijk lichaam?

Slide 7 - Slide

Enzymactiviteit
Enzymactiviteit: de snelheid waarmee een enzym de reactie versnelt​​Factoren die enzymactiviteit beïnvloeden:​
  • Temperatuur​ (optimumtemperatuur)
  • Zuurgraad (pH)​



Slide 8 - Slide

mondholte
vertering start in de mond.
in de mond liggen speekselklieren die een enzym uitscheiden-> speeksel
speeksel verteerd zetmeel.

tong duwt het eten de slokdarm in.
het strotklepje sluit de luchtpijp af bij het doorslikken.

Slide 9 - Slide

Het Gebit

Vleeseters = knipkiezen

Planteneters = plooikiezen

Alleseters = knobbelkiezen

Slide 10 - Slide

vleeseters (carnivoren)
-kort darmkanaal
-knipkiezen(scherpe kiezen waarmee het eten wordt ''doorgeknipt''.
-hoektanden om prooi mee te doden/vlees mee af te scheuren

Slide 11 - Slide

planteneters(herbivoren)
-lang darmkanaal (cellulose)
-plooikiezen(kiezen met harde richels van glazuur waar het eten tussen vermalen wordt)
-meestal geen hoektanden

Slide 12 - Slide

Alleseters
  • Darmkanaal in  in verhouding tot de lichaamslengte middellang
  • Kiezen zijn knobbelkiezen -> 'knippen' en malen
  • Hoektanden altijd aanwezig

Slide 13 - Slide

Chemische vertering
  • Verteringssappen 
  • Verteringsklieren 
  • speekselklieren
  • maagsapklieren
  • lever
  • alvleesklier
  • darmsapklier

Slide 14 - Slide

Verteringsklieren
Verteringsklieren maken verteringssappen 
Speekselklieren -> speeksel 
Maagsapklieren -> maagsap 
Lever -> gal 
Alvleesklier -> alvleessap 
Darmsapklieren -> darmsap

Slide 15 - Slide

Spijsvertering
Gebit
1
Speekselklieren
2
Slokdarm
3
Lever
4
Galblaas
5
Maag
6
12-vingerige darm
7
Dunne darm
8
Dikke darm
9
Blinde darm
10
Endeldarm
11

Slide 16 - Slide

Darmperistaltiek

Slide 17 - Slide

De maag
- Opslagplaats
- Maagportier

- Maagsapklieren (water, zoutzuur, enzymen)
- Doodt bacterien
- Vertering eiwitten

Slide 18 - Slide

12-vingerige darm

- Eerste deel van je dunne darm

- Afvoerbuis lever en galblaas: gal

- Afvoerbuis alvleesklier: alvleessap

Slide 19 - Slide

Lever en Galblaas
- Lever maakt gal
- Gal wordt opgeslagen in galblaas
- Bij vet eten komt gal in 12-vingerige darm
- Grote vetdruppels worden klein gemaakt = emulgeren

Slide 20 - Slide

emulgeren 
gal emulgeert vetten.

Vet lost niet op in water in plaats daarvan vormen zich grote vetdruppels. 

Gal breekt de grote vetdruppels af in kleinere druppels zodat ze beter verteerd kunnen worden.

Slide 21 - Slide

alvleesklier
De alvleesklier produceert alvleessap (enzym).
Alvleessap breekt eiwitten, zetmeel en vetten af.
Neutraliseert tot pH = 8 (licht basisch = optimaal voor enzymen)

Slide 22 - Slide

Dunne darm
  • Darmsapklieren -> Toevoegen enzymen laatste stap vertering
  • koolhydraten -> suikers
  • Eiwitten -> aminozuren
  • vetten -> vetzuren en glycerol
  • Opname water, voedingsstoffen en verteringsproducten (resorptie)

Slide 23 - Slide

Oppervlakte vergroting dunne darm

Slide 24 - Slide

dunne darm
De dunne darm is ongeveer 8 meter lang.
In de darmwand zitten darmsapklieren die darmsappen (enzym) produceren. deze verteren eiwitten, koolhydraten en vetten. 
In de darmwand zitten kring- en lengte spieren, die peristatltische bewegingen maken om de voedselbrij voort te bewegen.

de wand van de dunne darm is  sterk geplooid, waardoor het opnemen oppervlag vergroot wordt.  Deze plooien/ uitstulpingen met een dunne wand noemen we darmvlokken
In de darmvlokken zitten bloedvaten die de verteerde voedingsstoffen kunnen opnemen om deze naar de cellen van het lichaam te vervoeren.

In de dunne darm wordt water en de verteringsproducten opgenomen in het bloed.

Slide 25 - Slide

Dikke en blinde en endeldarm
In de dikke darm wordt water onttrokken
De blinde darm is een uitstulpsel bij het begin van de dikke darm. Daaraan hangt de appendix (wormvormig aanhangsel), die kan ontsteken.
De dikke darm loopt om de dunne darm heen en is 1,5 m lang.
Deze eindigt in de endeldarm waar reststoffen worden opgeslagen. 
Via de anus verlaat de ontlasting het lichaam.

Slide 26 - Slide

Waar begint je spijsvertering?
A
in je slokdarm
B
in je longen
C
in je maag
D
in je mond

Slide 27 - Quiz

Waar eindigt de spijsvertering?
A
anus
B
nieren
C
lever
D
darm

Slide 28 - Quiz

Wat is de goede volgorde van je spijsvertering?
A
slokdarm, maag, dikke darm, dunne darm
B
mondholte, slokdarm, dunne darm, maag
C
mondholte, slokdarm, maag, dunne darm
D
dikke darm, dunne darm, maag, mondholte

Slide 29 - Quiz

In welke volgorde gaat je voedsel door de darmen?
A
endeldarm, dikke darm, dunne darm
B
dunne darm, dikke darm, endeldarm
C
dikke darm, dunne darm, endeldarm

Slide 30 - Quiz

Hoe heet het eerste deel van de dunne darm?
A
dunne darm
B
dikke darm
C
twaalfvingerige darm
D
endeldarm

Slide 31 - Quiz

Waar worden koolhydraten verteerd?
A
Mond, maag, dunne darm
B
Mond, 12-v. darm, dunne darm
C
Maag, 12-v. darm, dunne darm
D
Maag, dunne darm

Slide 32 - Quiz

Wat is de functie van de galblaas?
A
gal maken
B
gal opslaan
C
gal maken en opslaan

Slide 33 - Quiz

Wat is de functie van de lever?
A
Vetten verteren
B
Gal maken
C
Koolhydraten verteren
D
Gal opslaan

Slide 34 - Quiz

mondholte/keelholte
1
slokdarm
2
maag
3
maagportier
4
twaalfvingerige darm
5
alvleesklier
6
lever
7
galblaas
8
dunne darm
9
blinde darm
10
dikke darm
11
Endeldarm
12

Slide 35 - Slide

luchtpijp
1
longen
2
hart
3
lever
4
maag
5
dikke darm
6
dunne darm
7
slokdarm
8
alvleesklier
9
nier
10
urineblaas
11
timer
2:00

Slide 36 - Slide