prepositions of place (voorzetsels van plaats) goede versie

Grammar theme 1
Prepositions 

1 / 30
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Grammar theme 1
Prepositions 

Slide 1 - Slide

Wanneer gebruik je de voorzetsels van beweging?
Prepositions of directions geven aan dat je in de richting van iets beweegt of dat je ergens vandaan beweegt.

Slide 2 - Slide

On (op, bovenop)
"On" gebruik je bij oppervlaktes
She is cycling on the road
The cat is sitting on the table

"On" gebruik je bij openbaar vervoer
Kelly is on the bus
I'm on the train to Amsterdam

Slide 3 - Slide

In (in)
"In" gebruik je bij wegen
I live in Oxford street
"In" gebruik je bij landen
My aunt lives in Australia
"In" gebruik je binnen andere grote gebieden
The hospital is in the east part of the town
"In" gebruik je bij afgesloten ruimtes
My rabbit is in its cage


Slide 4 - Slide

At (op)
"At" gebruik je bij huisnummer
He lives at number 7
"At" gebruik je bij gebouwen of namen van gebouwen
We are at school
My brother is at the British museum




Slide 5 - Slide

At, in, on (voorzetsels van tijd)
Deze voorzetsels kunnen ook gebruikt worden om aan te geven wanneer iets gebeurt.
"On" gebruik je dan bij: dagen en data
"In" gebruik je dan bij: maanden, jaartallen, seizoenen en dagdelen
"At" gebruik je dan bij:  tijdsaanduidingen

Slide 6 - Slide

Over/above 
Je gebruikt deze voorzetsels om te zeggen dat iets "boven of hoger dan iets of iemand anders" is. 
The plane was flying above/over the clouds
Jo raised her arms above/over her head
Als iets bedekt is of als er een beweging is dan kun je alleen "over" gebruiken
He wore a raincoat over his suit
He threw the ball over the fence

Slide 7 - Slide

Under/below (onder)
"Under" gebruik je bij een plek direct onder iets
She wore a T-shirt under her jacket
"Under" gebruik je ook als er iets of iemand bedekt is
You can still see the graffiti under the paint
Nadia found a wallet under a pile of leaves
"Below" gebruik je als je het over iets hebt wat op een lager niveau is, maar niet direct onder iets anders. 
A boxer  may not hit below the belt
The sun disappeared below the horizon

Slide 8 - Slide

Between/among (tussen)
"Between" gebruik je bij tweetallen
Dad parked the car between two lorries
"Among" gebruik je bij groepen groter dan twee
Simon lived among gorillas for years
Liz is very popular among her friends

Slide 9 - Slide

Overige veelgebruikte prepositions of direction:
The shop is across the street (tegenover, aan de overkant van).
My bike is behind the station (achter).
The school is close to the church (dichtbij, vlakbij)
I'm standing in front of the station (voor)
The school is near the church (dichtbij, vlakbij)
He lives next to a museum (naast)
I had to go outside the classroom (buiten)
The school is within walking distance (binnen)

Slide 10 - Slide

Overige veelgebruikte prepositions of direction:
We have a garden at the back of the house. (achter)
Joe lives opposite Mary. (tegenover)
Ravi lives across the road. (aan de overkant)
Wish I lived by the sea (bij)

Slide 11 - Slide

There are lots of prepositions of place. 
❗️Learn the prepositions on pages- 202-203 book❗️

Slide 12 - Slide

I live ..... my neighbours
A
in
B
next to
C
at
D
through

Slide 13 - Quiz

I live .... number 22
A
in
B
on
C
at
D
among

Slide 14 - Quiz

Our school is .... Breda
A
in
B
on
C
at
D
above

Slide 15 - Quiz

The cat is __ the table.
A
in
B
on
C
at
D
above

Slide 16 - Quiz

I am __ school __ classroom 114 __ my chair.
A
in, in, at
B
on, at, on
C
at, in, on
D
on, in, at

Slide 17 - Quiz

We saw a strange object in the sky ........
the farmhouse.
A
above
B
over
C
kan allebei

Slide 18 - Quiz

There was a thin layer of ice ......
the road.
A
over
B
above

Slide 19 - Quiz

I put some pink sugar all......
the cake.
A
over
B
above

Slide 20 - Quiz

From the plane we could see the fields........
A
under
B
below

Slide 21 - Quiz

My shoes are ......... the bed
A
under
B
below

Slide 22 - Quiz

The boat passed ........ the bridge.
A
under
B
below

Slide 23 - Quiz

The two sisters divided the proceeds ............ themselves.
A
between
B
among

Slide 24 - Quiz

The girl quickly disappeared ...... the crowd.
A
between
B
among

Slide 25 - Quiz

We have agreed to meet.... the library. There is a shortcut to the mall there.
A
behind
B
on
C
above
D
between

Slide 26 - Quiz

I live......my school so I walk there every day
A
among
B
at
C
near
D
within

Slide 27 - Quiz

Our teacher stands __ the class
A
under
B
above
C
in front of

Slide 28 - Quiz

Julie sits __ Sasha
A
between
B
close to
C
within
D
next to

Slide 29 - Quiz

There isn't a bridge...........the river.
A
under
B
across
C
among

Slide 30 - Quiz