3M hst 3

3M hst 3
Hoofdstuk 3; Nederlands Indië

1 / 46
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

3M hst 3
Hoofdstuk 3; Nederlands Indië

Slide 1 - Slide

Welk woord past bij Soekarno
A
imperialist
B
militarist
C
nationalist
D
socialist

Slide 2 - Quiz

Indonesië: Welk geloof komt het meest voor in Indonesië
A
Jodendom
B
Christendom
C
Islam
D
Islam én Jodendom

Slide 3 - Quiz

Indonesie is een?
A
Werelddeel
B
Eilandengroep
C
Continent
D
Eiland

Slide 4 - Quiz

Soekarno werd eerst
A
verbannen naar een afgelegen eiland
B
gearresteerd met andere PNI-leden
C
nog populairder
D
communistisch

Slide 5 - Quiz

Hoe heette de Nationalistische partij van Soekarno?
A
PIN
B
INP
C
PNI
D
IPN

Slide 6 - Quiz

Hoe is Indonesië onafhankelijk geworden?
A
In 1949 gaf NL de macht over omdat de VS dreigden Marshallhulp te stoppen
B
In 1949 hadden de VN gevraagd aan NL om te dekoloniseren
C
In 1945 was Japan verslagen en kon Soekarno president worden
D
In 1945 werden alle koloniën onafhankelijk omdat de VN dit had gezegd

Slide 7 - Quiz

Met wie werd Soekarno vergeleken?
A
Hitler
B
Soekarno
C
Mussert
D
Stalin

Slide 8 - Quiz

Met wie leidde Soekarno de onafhankelijkheidsstrijd?
A
Hatta
B
Batta
C
Tojo
D
Doorman

Slide 9 - Quiz

Wat was het belangrijkste doel van Soekarno
A
Een onafhankelijk Indonesië, met politieke invloed van Nederland.
B
Een sterk Indonesië als eenheid, zonder enige invloed van Nederland.
C
Een onafhankelijk Indonesië, met economische steun van Nederland.
D
Een samenwerking met Japan.

Slide 10 - Quiz

Welk begrip wordt hier omschreven:
'Het alleenrecht op de handel in specerijen in Nederlands Indië.
A
Monopolie
B
Imperialisme
C
Cultuurstelsel
D
Factorij

Slide 11 - Quiz

Dit is een afbeelding van J.B. van Heutsz (1851-1924), een Nederlandse generaal die een grote rol heeft gespeeld in één van de koloniale oorlogen in Nederlands-Indië.

Welke oorlog was dat?
A
De Atjeh-oorlog.
B
De Java-oorlog.
C
De Politionele acties.
D
Geen van de genoemde oorlogen is juist.

Slide 12 - Quiz

Nederlands-Indië werd bestuurd door een "indirect bestuur". Hoe werkte dat?
A
Indische vorsten kregen het volledige bestuur over hun land en de Nederlanders verkochten hun producten.
B
Inlandse vorsten bleven zitten, maar kregen bevelen van Nederlanders.
C
De Nederlandse gouverneur-generaal bleef in Nederland en de inheemse vorsten bestuurden het land.
D
Europese landen gaven bevelen aan de Nederlandse gouverneur-generaal.

Slide 13 - Quiz

In 1830 voerde koning Willem I in Nederlands-Indië het cultuurstelsel in.

Hoe werkt het cultuurstelsel?
A
Je mag je eigen stukje grond houden
B
Je moet 1/5 deel verplicht verbouwen voor de Nederlanders
C
Je moet specerijen verbouwen voor de Nederlanders
D
Je moet een handelsmonopolie opbouwen

Slide 14 - Quiz

Nederlands-Indië was een ... van Nederland
A
Vijand
B
Bondgenoot
C
Kolonie

Slide 15 - Quiz

Hoe werd Nederlands-Indië een kolonie van Nederland?
A
Nederland veroverde het van Groot-Brittannië
B
Het ontstond toen de VOC handelsposten langs de kust bouwde
C
Het werd tijdens het Congres van Wenen besloten
D
De staat nam de bezittingen over van de VOC

Slide 16 - Quiz

1 De Indonesische nationalisten beslissen samen met het Japanse leger over alle militaire zaken.
2 Het Japanse leger wordt door veel Indonesische nationalisten met enthousiasme begroet.
3 Japan belooft in de toekomst onafhankelijkheid aan de nationalisten in Indonesië.
4 Nederlanders worden in vernietigingskampen gevangen gezet en massaal vermoord.

Zijn de 4 bovenstaande uitspraken over de Japanse bezetting van Nederlands-Indië juist of onjuist?
A
1. onjuist, 2. juist, 3. juist, 4. onjuist
B
1. juist, 2. juist, 3. juist, 4. onjuist
C
1. onjuist, 2. onjuist, 3. juist, 4. onjuist
D
1. onjuist, 2. juist, 3. onjuist, 4. juist

Slide 17 - Quiz

Wat gebeurde er in 1815 met Nederlands-Indië?
A
De VOC verliet Nederlands-Indië
B
Nederlands-Indië werd veroverd door Engeland
C
Nederland nam alle bezittingen op Nederlands-Indië over van de VOC
D
Nederlands-Indië werd een kolonie van Nederland

Slide 18 - Quiz

Wie was de baas in Nederlands-Indië
A
De Landsadvocaat
B
De regenten
C
De Indische vorsten
D
De gouverneur-generaal

Slide 19 - Quiz

Nederlands Indie wordt onafhankelijk in...
A
1918
B
1933
C
1945
D
1949

Slide 20 - Quiz

Welke uitspraak is van een boer uit Nederlands-Indië?
A
Het cultuurstelsel is een drama.
B
Het cultuurstelsel is een groot succes.

Slide 21 - Quiz

Welke grondstoffen kwamen veel voor in Nederlands-Indië?
A
Aardolie
B
Tinerts
C
Rubber
D
Uranium

Slide 22 - Quiz

Waardoor kwam nationalisme in Nederlands-Indië?
A
Door de sociale kwestie
B
Door het onderwijs van de ethische politiek
C
Door de japanners
D
Door de koning

Slide 23 - Quiz

Nederlands-Indië was een
kolonie van Nederland. Wat
hield dat in?
A
Nederlands-Indië was een populair vakantieland voor Nederlanders.
B
De Nederlanders waren de baas in Nederlands-Indië en ze profiteerden van de opbrengsten van het land.
C
Nederlands-Indië was een belangrijke handelspartner van Nederland.
D
Nederlands-Indië kreeg ontwikkelingshulp van Nederland.

Slide 24 - Quiz


Twee uitspraken:
1. De boottocht van Nederlands-Indië naar Nederland duurde in de 20e eeuw zo'n 
4 weken / 4 maanden.

2. Nederland past zo'n 60 keer / 600 keer in Nederlands-Indië
A
1. 4 weken, 2. 60 keer
B
1. 4 weken, 2. 600 keer
C
1. 4 maanden, 2. 60 keer
D
1. 4 maanden, 2. 600 keer

Slide 25 - Quiz


Welk eiland ligt niet in Nederlands-Indië? 
A
Borneo
B
Sumatra
C
Curacao
D
Java

Slide 26 - Quiz


Twee uitspraken:
1. 'Het leger in Nederlands-Indië heet ook wel het KNIL'.  Deze uitspraak is juist / onjuist.

2. Japan valt eerder / later  Nederlands-Indië aan dan de Verenigde Staten (op Pearl Harbor)
A
1. juist, 2. eerder
B
1. juist, 2. later
C
2. onjuist, 2. eerder
D
2. onjuist, 2. later

Slide 27 - Quiz

Vanaf ongeveer 1900 vonden veel Nederlanders dat Nederland niet alleen moest verdienen aan Nederlands-Indie. Nederland moest het land ook helpen met bijvoorbeeld onderwijs en ziekenzorg.
Onder welke naam staan deze plannen bekend?
A
batig slot
B
ethische politiek
C
kolonisatie
D
cultuurstelsel

Slide 28 - Quiz


Bij de komst van de Japanners in Nederlands-Indië is op (1) korte termijn / langer termijn de Indonesische bevolking blij met de Japanners en worden zij gezien als bevrijders.
Maar op (2) korte / langer termijn blijken de Japanners ook de Indonesische bevolking te onderdrukken en de baas over hun te spelen.
A
1. korte termijn, 2. korte termijn
B
1. korte termijn, 2. langer termijn
C
1. langer termijn, 2. langer termijn
D
1. langer termijn 2. korte termijn

Slide 29 - Quiz

Wat was de reden dat er eind 19e eeuw steeds meer Nederlanders in Nederlands-Indië gingen wonen?
A
De opening van het Suezkanaal en de komst van het stoomschip.
B
Doordat met specerijen steeds meer viel te verdienen.
C
De lonen gingen in Ned-Indië omhoog voor Nederlanders .
D
Meer Nederlanders wilden werken op de plantages.

Slide 30 - Quiz

Hoe werden de Indonesische bestuurders in Nederlands- Indië genoemd?
A
Dienaren
B
Desahoofden
C
Regenten
D
Residenten

Slide 31 - Quiz

Hoeveel Nederlanders hebben wortels in voormalig Nederlands-Indië?
A
100.000
B
200.000
C
1 miljoen
D
2 miljoen

Slide 32 - Quiz

Welk boek schreef Eduard Douwes Dekker over de slechte omstandigheden op Nederlands-Indië?
A
Multatuli
B
Max Havelaar
C
Koffieboer

Slide 33 - Quiz

Welke belangrijke verandering werd in 1830 in Nederlands Indië ingevoerd?

A
Het liberalisme
B
Het Cultuurstelsel
C
De Vrije Arbeid
D
De Ethische Politiek

Slide 34 - Quiz

Wat gebeurde er met de Nederlanders na de bezetting van Nederlands-Indië?
A
Werden teruggestuurd naar Nederland
B
Werden verscheept naar Australië
C
Werden in kampen vastgezet
D
Werden toegevoegd aan het Japanse leger

Slide 35 - Quiz

Kies het juiste begrip:

Politiek die moest zorgen voor de ontwikkeling van Nederlands-Indië
A
Indirect bestuur
B
Nationalisme
C
Ethische politiek
D
Volksraad

Slide 36 - Quiz

Aan het einde van de 19e eeuw kregen de Nederlanders in Nederlands-Indië aandacht voor andere gebieden dan Java. Ze begonnen stap voor stap eilanden te veroveren.

Hoe wordt die verovering genoemd?

A
internering
B
modern imperialisme
C
pacificatie
D
soevereiniteit

Slide 37 - Quiz

Wat haalde de VOC NIET uit Nederlands-Indie?
A
Kruidnagels
B
Peper
C
Nootmuskaat
D
Meel

Slide 38 - Quiz

Wat was geen oorzaak van het nationalisme in Nederlands-Indië?
A
Japan liet zien dat Aziatische landen ook sterk waren.
B
Ze zagen de Indische eilanden steeds meer als eenheid.
C
Soekarno en Hatta kregen een grote groep mensen achter zich.
D
Indische studenten zagen hoe Nederland zelf dacht over vrijheid en democratie.

Slide 39 - Quiz

Door wie werd Nederlands-Indië bezet?
A
Duitsland
B
Japan
C
Oostenrijk
D
Frankrijk

Slide 40 - Quiz

Wat waren de 'politionele acties' in Nederlands-Indië?
A
Politieke hervormingen in Nederlands-Indië
B
Een mooie term voor gewelddadig militair ingrijpen door Nederlands leger
C
Nederlandse politie die orde hield in Nederlands-Indië
D
Indonesiërs die onafhankelijk wilden worden kwamen in opstand

Slide 41 - Quiz

Twee stellingen:
I.Met de opbrengst van het cultuurstelsel werd in Nederland een spoorwegennet aangelegd.
II.Vanaf 1870 gingen Nederlandse bedrijven aardolie en rubber winnen in Nederlands-Indië
A
Stelling I en II zijn beiden juist
B
Stelling I en II zijn beiden onjuist
C
Stelling I is juist, stelling II is onjuist
D
Stelling I is onjuist, stelling II is juist

Slide 42 - Quiz

De VOC had een aantal rechten. Wat zijn rechten van de VOC?
A
De VOC mocht oorlog voeren
B
De VOC mocht verdragen sluiten
C
De VOC mocht forten bouwen
D
De VOC mocht als enige handel drijven met Azië

Slide 43 - Quiz

Hoe heet Batavia nu?
A
Bali
B
Jakarta
C
Sulawesi
D
De Molukken

Slide 44 - Quiz

De VOC werd opgericht in 1602, maar waar staat VOC voor?
A
Verenigde Oostelijke Compagnie
B
Verenigde Oost-Indische Club
C
Verenigde Oostwaartse Compagnie
D
Verenigde Oost-Indische Compagnie

Slide 45 - Quiz

Waarom was Batavia zo belangrijk voor de V.O.C?
A
J.P. Coen had deze stad gesticht!
B
Het lag zeer gunstig.
C
Het werd de aankomst- en vertrekhaven.
D
Het klimaat was er ideaal voor specerijen.

Slide 46 - Quiz