Periode 3, les 8

Startopdracht
Maak de werkbladen.
Klaar? Lezen in stilte.
timer
20:00
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Startopdracht
Maak de werkbladen.
Klaar? Lezen in stilte.
timer
20:00

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
  • startopdracht nabespreken                                                 10 min
  • verkleinwoorden oefenen                                                     10 min
  • verwijswoorden oefenen                                                       10 min
  • tussenletters oefenen                                                            10 min
  • Schoolwerk                                                                                    5 min
  • Beterspellen                                                                                 10 min
  • Afsluiten                                                                                           5 min

Slide 2 - Slide

Wat heb je nodig?
  • Wisbordje
  • Pen
  • Schrift

Slide 3 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van deze les:
  • Weet ik wat verkleinwoorden zijn.
  • Kan ik het juiste verkleinwoord noteren.
  • Weet ik wat verwijswoorden zijn.
  • Kan ik het juiste verwijswoord noteren.
  • Weet ik wat tussenletters zijn.
  • Weet je welke tussenletters je moet gebruiken om een goede samenstelling te maken.

Slide 4 - Slide

Wat zijn verkleinwoorden?

Slide 5 - Mind map

Slide 6 - Slide



Noteer het verkleinwoord:

brug

Slide 7 - Open question



Noteer het verkleinwoord:

auto

Slide 8 - Open question



Noteer het verkleinwoord:

ketting

Slide 9 - Open question

Verkleinwoord.
Wat is het verkleinwoord van de kano?
A
kano'tje
B
kanotje
C
kanoo'tje
D
kanootje

Slide 10 - Quiz

Verkleinwoorden
A
laatje
B
ladetje

Slide 11 - Quiz

welke is goed?
A
pinda'tje
B
pindaatje

Slide 12 - Quiz

Welke is goed?
A
cafétje
B
cafeetje

Slide 13 - Quiz

Welke is goed?
A
diploma'tje
B
diplomaatje

Slide 14 - Quiz

Lesdoelen
Aan het einde van deze les:
  • Weet ik wat verkleinwoorden zijn.
  • Kan ik het juiste verkleinwoord noteren.
  • Weet ik wat verwijswoorden zijn.
  • Kan ik het juiste verwijswoord noteren.
  • Weet ik wat tussenletters zijn.
  • Weet je welke tussenletters je moet gebruiken om een goede samenstelling te maken.

Slide 15 - Slide

Wat zijn verwijswoorden?

Slide 16 - Mind map

Verwijswoorden
  • Een verwijswoord verwijst terug naar een woord dat eerder genoemd is.

Slide 17 - Slide

Welk verwijswoord?
  • Afhankelijk van het woordgeslacht van het zelfstandig naamwoord waarnaar het verwijswoord terugwijst.
  • Mannelijk (m), vrouwelijk (v) of onzijdig (o)
  • Mannelijk en vrouwelijk = lidwoord de
  • Onzijdig = lidwoord het

  • Bij twijfel: zoek het woord op in het woordenboek!

Slide 18 - Slide

Welk verwijswoord?
Enkelvoud (m)
Hij, hem, zijn
Deze, die
Enkelvoud (v)
Zij, ze, haar
Deze, die
Enkelvoud (o)
Het, zijn
Dit, dat
Meervoud
Zij, ze, hen, hun
Deze, die

Slide 19 - Slide

Op je wisbordje!
Kies het juiste verwijswoord:
Dit nieuwsblad (o) is opgeheven, omdat ... niet goed werd verkocht.

De bibliotheek (v) zal voortaan ... deuren ook op zaterdagmiddag openen voor het publiek.

Slide 20 - Slide

Even checken...
Kies het juiste verwijswoord:
Dit nieuwsblad (o) is opgeheven, omdat het niet goed werd verkocht.

De bibliotheek (v) zal voortaan haar deuren ook op zaterdagmiddag openen voor het publiek.

Slide 21 - Slide

Op je wisbordje!
1. Kies het juiste verwijswoord:
Heb je liever die donkerblauwe spijkerbroek of ... lichtblauwe hier?

2. Kies het juiste verwijswoord:
Mijn zussen zijn boos, omdat ik ... jouw geheim niet wil vertellen. 

Slide 22 - Slide

even checken
1. Kies het juiste verwijswoord:
Heb je liever die donkerblauwe spijkerbroek of deze lichtblauwe hier?

2. Kies het juiste verwijswoord:
Mijn zussen zijn boos, omdat ik hun jouw geheim niet wil vertellen. 

Slide 23 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van deze les:
  • Weet ik wat verkleinwoorden zijn.
  • Kan ik het juiste verkleinwoord noteren.
  • Weet ik wat verwijswoorden zijn.
  • Kan ik het juiste verwijswoord noteren.
  • Weet ik wat tussenletters zijn.
  • Weet je welke tussenletters je moet gebruiken om een goede samenstelling te maken.

Slide 24 - Slide

Wat zijn tussenletters?

Slide 25 - Mind map

Tussenletters
Je kunt een nieuw woord maken door twee bestaande woorden aan elkaar te plakken. Dit is een samenstelling. De woorden in een samenstelling kun je vaak gewoon aan elkaar vast schrijven, maar dit kan niet altijd. Soms moet je tussenletters gebruiken om een goede samenstelling te maken. 

Slide 26 - Slide

-en-
Als het meervoud van het eerste woord eindigt op -en.

bijvoorbeeld: Roos + geur
Roos = Rozen
Rozengeur

Slide 27 - Slide

-s-
Als je de -s hoort.

Bijvoorbeeld: lievelingskleur, beroepsvoetballer etc.

Slide 28 - Slide

Geen tussenletter
Gebruik geen tussenletter als het eerste woord
  • een meervoud op -s heeft: garages, dus: garagebedrijf.
  • iets is waar er maar één van is: zon, dus: zonnescherm.
  • een versterkende betekenis heeft: apetrots, reuzesterk.
  • het eerste woord een werkwoord is: lachen, dus: lachebek.

Slide 29 - Slide

Op je wisbordje!
Boek + kast

Slide 30 - Slide

Op je wisbordje!
Reus + sterk

Slide 31 - Slide

Op je wisbordje!
Fiets + stalling

Slide 32 - Slide

Op je wisbordje!
Zon + bril

Slide 33 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van deze les:
  • Weet ik wat verkleinwoorden zijn.
  • Kan ik het juiste verkleinwoord noteren.
  • Weet ik wat verwijswoorden zijn.
  • Kan ik het juiste verwijswoord noteren.
  • Weet ik wat tussenletters zijn.
  • Weet je welke tussenletters je moet gebruiken om een goede samenstelling te maken.

Slide 34 - Slide

Schoolwerk :(
Lezen: lezen of luisteren SMILEY tot bladzijde 85.
Leren: theorie (groene stukje) bladzijde 82.
Maken: opdracht 1 t/m 3 bladzijde 82.

Slide 35 - Slide

Beterspellen 2C

Slide 36 - Slide

Beterspellen 2D

Slide 37 - Slide