We weten dus: A = '2' en T = 3,0 s. De foto is op t = 9,0 s genomen.
De golf komt van links, dus de kop van de golf zit rechts. Bij de kop zit een dal. ALLE deeltjes zijn dus (ooit) begonnen met naar beneden te gaan. A, B en C zullen dus omlaag beginnen met trillen.
Punt C heeft nog maar ¼ trilling gehad. Dit heeft ¼ x 3,0 s = 0,75 s geduurd. Van de totaal 9,0 s heeft C dus alleen de laatste 0,75 s,
van 8,25 s tot 9,0 s, getrild. Op t = 9,0 s zit hij in zijn laagste punt.
B heeft precies 1½ golf getrild. Dit duurt 1½ x 3,0 s = 4,5 s. B trilt dus
1½ keer vanaf 4,5 s tot 9,0 s. Op t = 9,0 s zit hij in de evenwichtsstand.
A heeft 2¾ trilling uitgevoerd. Dit duurt 2¾ x 3 = 8,25 s. A trilt dus
2¾ keer van 0,75 s tot 9,0 s. Op t = 9,0 s zit hij in zijn hoogste punt.
Dit levert dus de 3 hiernaast weergegeven u,t diagrammen op.
Als je de golf-foto (u,x-diagram) dus 'tegengesteld' leest (hier van rechts naar links), krijg je de verschillende u,t-diagrammen.