Afspreken toetsmoment voor volgende week en vastleggen in It's Learning!
1 / 25
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Algemeen
Programma:
Wk 45: 30-min toets Rekenen (5-formules)
Wk 48: 40 min toets H2 (+ rekenen)
Wk 50: toets H1 + H2 (+ rekenen) = in toetsweek
Afspreken toetsmoment voor volgende week en vastleggen in It's Learning!
Slide 1 - Slide
H 2.1: Omgaan met geld
- Herhaling
- Huiswerk inleveren via It's Learning
- Bespreken. Evt. samen maken 7, 10, 11, 12 (ivm rekenen/belangrijk!)
Slide 2 - Slide
H 2.2: heb je geld genoeg?
Slide 3 - Slide
H 2.2: Lesdoelen
Je kunt leenmotieven noemen.
Je kunt de kosten van een lening berekenen.
Je kunt uitleggen dat er beperkingen en voorwaarden zijn bij lenen.
Je kunt verschillende vormen van consumptief krediet benoemen en de kosten berekenen.
Je kunt verschillende hypotheekvormen noemen.
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Video
Leenmotieven
Slide 6 - Slide
BKR: Bureau Kredietregistratie
Bij het aanvragen van een lening zijn banken en kredietverstrekkers verplicht om een inkomens- en lastentoets te doen.
Leningen zonder onderpand worden geregistreerd bij het BKR in Tiel. Ook je telefoonabonnement als je je toestel niet hebt gekocht!
Slide 7 - Slide
Hoeveel kun je lenen?
Dat hangt af van:
Verdiencapaciteit -> je inkomen
Andere leningen (BKR)
Hoogte van de rente
Slide 8 - Slide
Soorten consumptief krediet
Persoonlijke lening
Doorlopend krediet
Rekening-courant krediet
Koop op afbetaling
Huurkoop
Slide 9 - Slide
Kredietvormen
Consumptief krediet (bank):
persoonlijke lening (lenen en terugbetalen in afgesproken termijnen);
doorlopend krediet (wat afgelost is mag opnieuw opgenomen worden);
rekening-courantkrediet (rood staan bij de bank).
Consumptief krediet (winkel):
koop op afbetaling (meteen eigenaar);
huurkoop (pas eigenaar na aflossing).
Slide 10 - Slide
Aflossing en kredietkosten
Een lening moet je terugbetalen in afgesproken termijnen:
Een termijn is een vooraf afgesproken bedrag waarin een deel van de schuld + rente wordt terugbetaald.
Aflossing: terugbetaling van het leenbedrag.
Rente: een percentage als vergoeding voor het lenen (kredietkosten).
Slide 11 - Slide
Kredietkosten berekenen
Krediet = lening
Kredietkosten = (aantal termijnen x termijnbedrag) - lening
Slide 12 - Slide
Kredietkosten
Slide 13 - Slide
Hypothecaire lening (hypotheek)
Lening voor de aankoop van een huis of stuk grond.
Kenmerken:
Het huis of het stuk grond is onderpand. Als je de termijnen niet kunt betalen, verkoopt de bank het onderpand om de hypotheek af te lossen.
Lage rente: de bank loopt minder risico dan bij een lening zonder onderpand. Daarom is de rente bij een hypotheek lager dan bij een gewone lening.
Slide 14 - Slide
Hypotheekvormen
Lineaire hypotheek: Aflossing is een vast bedrag -> schuld wordt kleiner, waardoor de maandelijkse rentekosten dalen _ de totale maandelijkse kosten dalen dus gedurende de looptijd.
Annuïteitenhypotheek: Maandelijks betaal je de gehele periode een vast bedrag (= de annuïteit). Deze bestaat uit rente en aflossing. In het begin los je weinig af en betaal je veel rente. Later los je meer af en betaal je minder rente.
Slide 15 - Slide
Hypothecaire leningen
Lening met een onderpand
Lineaire hypotheek
Annuïteitenhypotheek
Slide 16 - Slide
Zijn er vragen???
Slide 17 - Slide
Reflectie: Zijn de lesdoelen behaald?
Je kunt leenmotieven noemen.
Je kunt de kosten van een lening berekenen.
Je kunt uitleggen dat er beperkingen en voorwaarden zijn bij lenen.
Je kunt verschillende vormen van consumptief krediet benoemen en de kosten berekenen.
Je kunt verschillende hypotheekvormen noemen.
Probeer de volgende vragen te beantwoorden zonder het boek te gebruiken.
Je kunt verschillende redenen hebben om te lenen. Dit noem je ...
A
Lening
B
Schuld aangaan
C
Leenmotieven
D
Krediet
Slide 20 - Quiz
Mark wil graag een nieuwe telefoon kopen. Hij heeft onvoldoende geld. Zijn vader heeft deze maand geld tekort vanwege de aanbetaling van de vakantie.
Van welke twee leenmotieven is hier sprake?
A
tijdelijk geld tekort en onverwachts dringend geld tekort
B
tijdelijk geld tekort en aanschaf duurzaam consumptiegoed
C
onverwachts dringend geld tekort en aanschaf duurzaam consumptiegoed
D
aanschaf consumptiegoed en dringend geld tekort
Slide 21 - Quiz
Welke rente is hoger, de rente die je ontvangt voor je spaargeld, of de rente die je betaalt voor je lening?
A
spaarrente
B
kredietrente
Slide 22 - Quiz
Ik leen € 3.000 en betaal terug in maandelijkse termijnen van elk € 148. Looptijd is twee jaar. Bereken de kredietkosten.
Slide 23 - Open question
Hammid koopt een tv. Als Hammid direct betaalt is de verkoopprijs € 500,- Hammid kiest er voor om de tv in termijnen te betalen. Hij betaalt 12 termijnen van € 50,-. Bereken de kredietkosten.
A
€ 50,-
B
€ 100,-
C
€ 500,-
D
€ 600,-
Slide 24 - Quiz
Voor de aankoop van een caravan sluiten je ouders een lening af van € 10.000,- met een looptijd van 2 jaar.