This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Welkom
Ga rustig op je stoel zitten.
Leg je boek/ laptop/ etui op je tafel.
Log vast in bij LessonUp
Slide 1 - Slide
Thema 9Planten
Basisstof 6 Ontkieming, groei en ontwikkeling
Slide 2 - Slide
Deze les
Vragen over het huiswerk?
Herhaling basisstof 5
Uitleg basisstof 6 Ontkieming, groei en ontwikkeling
Aan de slag
Afsluiting van de les
Volgende les: practicum onderdelen bloem
Slide 3 - Slide
Kennisvragen
Slide 4 - Slide
Wat is bestuiving?
A
Als stuifmeelkorrels op de stempel komen van dezelfde soort
B
als eicellen op de stempel terecht komen
Slide 5 - Quiz
Hoe noemen we bloemen die door de wind bestoven worden?
A
insectenbloemen
B
windbloemen
Slide 6 - Quiz
Zijn kenmerken van insectenbloemen?
A
kroonbladeren fel gekleurd
B
stempel groot
C
meeldraden buiten de bloem
Slide 7 - Quiz
Wat is bevruchting?
A
het openbarsten van de stuifmeelbuis
B
het ontstaan van zaden in het zaadbeginsel
C
het versmelten van de kernen van mannelijke en vrouwelijke geslachtscellen
Slide 8 - Quiz
Bij zaadplanten vindt eerst bevruchting plaats, daarna bestuiving.
A
juist
B
onjuist
Slide 9 - Quiz
Waaruit ontstaat een stuifmeelbuis?
A
uit een zaadbeginsel
B
uit een vruchtbeginsel
C
uit een stuifmeelkorrel
Slide 10 - Quiz
Je snijdt een boon doormidden. In de boon zie je een kiem zitten. Waar is deze kiem uit ontstaan?
A
bevruchte eicel
B
kiemplantje
C
stuifmeelbuis
D
zaadbeginsel
Slide 11 - Quiz
In een vruchtbeginsel ontstaat altijd maar één zaad.
A
waar
B
niet waar
Slide 12 - Quiz
Wat gebeurt er met de kroonbladeren als de vrucht groeit?
A
die vallen af
B
die zitten er nog steeds
C
die verschrompelen/verwelken
Slide 13 - Quiz
Wat groeit er uit het vruchtbeginsel?
A
zaden
B
vrucht
C
plantje
Slide 14 - Quiz
Wat groeit er uit het zaadbeginsel?
A
eicellen
B
zaden
C
stuifmeelkorrels
Slide 15 - Quiz
Aan het eind van deze les
kun je de ontwikkeling van een zaad en de verdere groei en ontwikkeling van kiemplanten beschrijven.
kun je uitleggen hoe een plant de winter overleeft en hiervan voorbeelden geven.
Slide 16 - Slide
Bruine boon
Zaadhuid:
Beschermt (vliesje)
Navel:
Vastgezeten moederplant
Poortje:
water opnemen
Twee zaadlobben:
Reservevoedsel opgeslagen
Kiem:
Groeit tot kiemplantje
Hartvormigbultje
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Video
Levenscyclus bruine boon
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Groei vindt plaats door mitose (celdeling)
Slide 22 - Slide
Groei vindt plaats door mitose (celdeling)
Slide 23 - Slide
Ontwikkeling planten
De verandering in de bouw van een plant noemen we ontwikkeling!
Na kiemen ontstaan wortels
Na kiemen ontstaan stengels
Er komen meer bladeren aan
Er komen bloemen aan
Er komen zaden
Lengte groei = Plant groeit in de lengte
Dikte groei = Plant groeit in de dikte
Slide 24 - Slide
Levenscyclus
Eenjarige planten: planten die 1 jaar leven.
Tweejarige planten: zoals het voorbeeld hiernaast. Vormt in het tweede jaar pas zaden!
Overblijvende planten: bloeien meerdere jaren
Slide 25 - Slide
Kennisvragen
Slide 26 - Slide
Wat is de functie van het poortje?
A
Neemt zuurstof op
B
Neemt water op
C
Hier komt het worteltje naar buiten
D
Hier komt het afval naar buiten
Slide 27 - Quiz
Wat is de kiem? Wat wordt de kiem?
timer
0:30
1
2
A
1, de vrucht
B
2, de vrucht
C
1, de plant
D
2, de plant
Slide 28 - Quiz
Zaden bestaan uit zaadlobben en een kiem. De kiem bestaat weer uit het kiemworteltje en kiemblaadjes. Hoe komt het zaad aan de energie die nodig is voor de ontkieming?
A
Kiemblaadjes deze zorgt voor dat het plantje aan fotosynthese kan doen.
B
Kiemworteltje: deze zorgt voor opname van water dat nodig is voor de fotosynthese.
C
Kiemblaadjes en kiemworteltje : deze allebei nodig zijn voor fotosynthese.
D
Zaadlobben: omdat hier veel eiwitten, vetten en zetmeel in zitten.
Slide 29 - Quiz
Is dit een eenjarige, tweejarige of vaste plant?
A
Eenjarige plant
B
Tweejarige plant
C
Vaste plant
Slide 30 - Quiz
Je ziet de levenscyclus van een peen. Wat voor plant is dit?
Leerdoel 15
Je kunt van eenjarige, tweejarige en meerjarigeplanten de kenmerken noemen en voorbeelden geven.
A
Eenjarig
B
Tweejarig
C
Meerjarig
Slide 31 - Quiz
Aan de slag
Lezen: basisstof 9.6
Maken: opdracht 1 t/m 4. Van opdracht 5 t/m 8 kies je er nog 1 uit om te maken.
Slide 32 - Slide
Ben je klaar voor de toets?
😒🙁😐🙂😃
Slide 33 - Poll
Over welke basisstof wil je nog extra uitleg?
1 Bladeren
2 Stengels en wortels
3 Glucose als grondstof
4 Voortplanting
5 Bestuiving, bevruchting en verspreiding van zaden