Bijwoordelijke bepaling paragraaf 8 grammatica

...bij Nederlands. Leuk dat jullie er zijn.
Ga zitten volgens de plattegrond en pak je spullen erbij. 
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

...bij Nederlands. Leuk dat jullie er zijn.
Ga zitten volgens de plattegrond en pak je spullen erbij. 

Slide 1 - Slide

Vandaag leer je...
-Wat een bijwoordelijke bepaling is
-Hoe je een bijwoordelijke bepaling kan vinden

Slide 2 - Slide

Hoe leer je dat?
  • Klassikale uitleg
  • Quiz
  • Opdrachten maken uit het werkboek
  • werkboek nakijken
  • nabespreken 

Slide 3 - Slide

Waarvoor leer je dat?
• Nu is het week 12
  • week 14 PO. Weging 1x.
  • week 16 (maandag 14 t/m vr 18 april): Toets.                      Grammatica, spelling en formuleren. Weging 2x.

Gr: 2, 4, 6 en 8
SP: 4, 5, 10, 11 en 12.


Slide 4 - Slide

Bijwoordelijke bepaling
  • De belangrijkste zinsdelen zijn persoonsvorm, onderwerp, gezegde, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp. 
  • Wanneer je deze zinsdelen hebt ontleed, blijven er vaak nog één of meer zinsdelen over. 
  • De meeste daarvan noemen we bijwoordelijke bepaling (bwb). 

Slide 5 - Slide

Bijwoordelijke bepaling
We noemen de bijwoordelijke bepaling ook wel de ‘prullenbak’. Alles wat je overhoudt, noem je bijwoordelijke bepaling.

Slide 6 - Slide

Bijwoordelijke bepaling
Is het antwoord op vragen als:

waar= bijwoordelijke bepaling van plaats
wanneer= bijwoordelijke bepaling van tijd
hoe = bijwoordelijke bepaling van reden

Slide 7 - Slide

Voorbeeld
"Gisteren maakten de leerlingen uit BT2A allemaal hun nuttige huiswerk."

 pw: maakte (wat deden ze?)
ow: de leerlingen uit BT2a (wie deed dat?)
wg: maakten (alle werkwoorden in één zin)
lv: het nuttige huiswerk ( wie/wat + onderwerp + gezegde? = wat maakten zij?)
mv: .... zit er niet in (aan wie/ voor wie + gezegde + onderwerp (+ lijdend voorwerp)?
bwb: gisteren (antwoord op vraag wanneer, wie, waar?)







Slide 8 - Slide

Bijwoordelijke bepaling
A
geeft o.a. antwoord op vragen: waar? en wanneer?
B
Is een prullenbak!
C
Alles wat overbljft

Slide 9 - Quiz

Wat is de bijwoordelijke bepaling?

Gisteren hebben we de bijwoordelijke bepaling behandeld.
A
we
B
hebben behandeld
C
de bijwoordelijke bepaling
D
gisteren

Slide 10 - Quiz

lijdend voorwerp
Bijwoordelijke bepaling
onderwerp
bijwoordelijke bepaling
werkwoordelijk gezegde
Hij 
viert
zijn verjaardag
dit weekend.
inderdaad

Slide 11 - Drag question

Rico : Een zin kan meer dan een bijwoordelijke bepaling
hebben.

Raya : Het woord 'niet' is in een zin altijd een bijwoordelijke
bepaling.
A
Rico en Raya hebben beide gelijk.
B
Rico en Raya hebben beide ongelijk.
C
Rico heeft gelijk; Raya niet.
D
Raya heeft gelijk; Rico niet.

Slide 12 - Quiz

Wat is de bijwoordelijke bepaling?

Vandaag hebben we de bijwoordelijke bepaling behandeld.
A
Vandaag
B
we
C
de bijwoordelijke bepaling
D
hebben behandeld

Slide 13 - Quiz

Een bijwoordelijke bepaling..
A
zijn overgebleven zinsdelen
B
staan meestal niet in de zin
C
kun je vinden als je het gezegde hebt
D
valt niet onder zinsdelen

Slide 14 - Quiz

EXTRA: bijwoordelijke bepaling.
Je vindt bijwoordelijke bepalingen door vraagwoorden te gebruiken, zoals:
A
de, het, een
B
waar, wanneer, hoe, waarom, waarmee
C
ik, jij, zij, hem
D
wie, wat

Slide 15 - Quiz

Het tweede beeldscherm
is
aangekomen.
eindelijk
bijwoordelijke bepaling

Slide 16 - Drag question

De docent wiskunde
heeft
Amber
uitleg
gegeven.
na het laatste lesuur
bijwoordelijke bepaling

Slide 17 - Drag question

Je
moet
Diana
beloven.
niets
bijwoordelijke bepaling

Slide 18 - Drag question

bijwoordelijke bepaling
Mijn iPad
heb
ik
het tweede uur
aan Joey
uitgeleend.

Slide 19 - Drag question

Sleep de zinsdelen die een bijwoordelijke bepaling zijn naar de box.
Vanmorgen
ging
de buurman
over straat

Slide 20 - Drag question

lijdend voorwerp
Bijwoordelijke bepaling
onderwerp
bijwoordelijke bepaling
werkwoordelijk gezegde
Hij 
viert
zijn verjaardag
dit weekend.
inderdaad

Slide 21 - Drag question

Zijn er vragen over paragraaf 8?

Slide 22 - Slide

Zelfstandig werken 
WAT: Maken opdracht 1 t/m 5 van paragraaf 8 
HOE? Eerste 10 min. in stilte. Daarna mag je overleggen op fluistertoon.
HULP? Steek je vinger op, de docent komt bij je.
TIJD? 30 minuten. 
Klaar? Werk laten zien aan docent en nakijkvel ophalen. 
Klaar met nakijken? Maak de oefentoets over paragraaf 8. Daarmee klaar? Werk alvast aan spelling paragraaf 4.
 





timer
20:00

Slide 23 - Slide