verleden tijd

werkwoorden
verleden tijd
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

werkwoorden
verleden tijd

Slide 1 - Slide

voltooide tijd
hebben(zijn) + voltooid deelwoord (ge______)


Het is voorbij, klaar, af.

Slide 2 - Slide

voorbeelden voltooide tijd
Ik heb gisteren met een Nederlander gepraat.

Hij is vorige week niet naar school gefietst.

We hebben vorige week een olifant getekend.

Slide 3 - Slide

verleden tijd
* gebruiken we vaker
* gebruiken we als we vertellen wat er in het verleden is gebeurd
* regelmatige - onregelmatige werkwoorden

Slide 4 - Slide

Hoe ziet de regelmatige verleden tijd eruit?

Loan woonde vroeger in Vietnam. Haar vader werkte als boer. Loan en haar ouders vluchtten met de boot naar de Filippijnen. Haar oudere broer vluchtte ook. Op de Filippijnen leefden ze in een kamp. De Nederlandse regering nodigde hen uit. Ze reisden met het vliegtuig naar Nederland. Eerst woonden ze in een opvangcentrum. Nu wonen ze in een normaal huis.

Slide 5 - Slide

dus
werk   >werkte                                 woon > woonde
vlucht  >vluchtten                           leven > leefden   
vlucht  >vluchtte                              nodig > nodigde
maken  > maakten                             reizen > reisden
                

Slide 6 - Slide

Hoe vorm je de verleden tijd?
1.  schrijf de ik-vorm van het werkwoord
2. je kijkt naar de laatste letter
3. 't ex-kofschip/softketchup
* zit de letter in softketchup? > + te  (enkelvoud)
                                                          + ten (meervoud)
* zit de letter niet in softketchup? > + de (enkelvoud)
                                                                  + den   (meervoud) 
4. is het subject enkelvoud of meervoud?


Slide 7 - Slide

Wij maken een toets.
1.     ik-vorm?    = maak

2.    laatste letter ?   = k 

3.    zit in softketchup: + te(n)

Wij maakten een toets

Slide 8 - Slide

Zij luisteren nooit naar de juf.
1. ik-vorm? = luister
2. laatste letter? = r 
3. zit niet in softketchup. : + de(n)

Zij luisterden nooit naar de juf.

Slide 9 - Slide

Loan woonde vroeger in Vietnam. Haar vader werkte als boer. Loan en haar ouders vluchtten met de boot naar de Filippijnen. Haar oudere broer vluchtte ook. Op de Filippijnen leefden ze in een kamp. De Nederlandse regering nodigde hen uit. Ze reisden met het vliegtuig naar Nederland. Eerst woonden ze in een opvangcentrum. Nu wonen ze in een normaal huis.

Slide 10 - Slide

De verleden tijd maak je door achter de ik-vorm van het werkwoord -de(n) of -te(n) te zetten.


We gaan er nu mee oefenen!

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

tekenen
ik-vorm?

Slide 13 - Open question

De man pakt een boek.

Slide 14 - Open question

Hij vertelt graag verhalen.

Slide 15 - Open question

De cursist oefent de nieuwe woorden.

Slide 16 - Open question


Hij maakt altijd grapjes.

Slide 17 - Open question

Ik fiets elke dag naar school.

Slide 18 - Open question

We wandelen naar het dorp.

Slide 19 - Open question

maken
ik-vorm?

Slide 20 - Open question

De jongen maakt een lekkere taart.

Slide 21 - Open question

Het kind speelt op straat.

Slide 22 - Open question

Het regent de hele dag.

Slide 23 - Open question

Ik hoor harde muziek.

Slide 24 - Open question

De kinderen vertellen een verhaal.

Slide 25 - Open question

Ik bedank haar voor haar hulp.

Slide 26 - Open question

Wij maken deze oefening zonder fouten.

Slide 27 - Open question

De klas studeert hard.

Slide 28 - Open question

Zij praten iedere les te veel.

Slide 29 - Open question

De man pakt zijn telefoon en fietst weg.

Slide 30 - Open question

Ik snap hoe je de verleden tijd moet maken.

Slide 31 - Open question

Ik snap hoe je de regelmatige verleden tijd moet maken.
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Poll