1. De Konjunktiv II drukt in het Nederlands de zou-vorm uit:
-zou kunnen, zou zijn, zou willen, zou moeten, zou hebben, etc.
2. In de Konjunktiv II worden de modale werkwoorden en de hulpwerkwoorden (beiden: verleden tijd) net iets anders vervoegd dan in de reguliere verleden tijd. Dit komt omdat de betekenis bij deze werkwoorden anders is.