Les 1a 1b Uitleg examen Spreken jaar 2

Nederlands examenvoorbereiding 
Nederlands
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Nederlands examenvoorbereiding 
Nederlands

Slide 1 - Slide

Wat kun je verwachten?
Periode 5 spreekexamen 3F 
oefenen schrijven

 periode 6
Examens schrijven  3F

Slide 2 - Slide

Vandaag les 2
  • Uitleg examen Spreken/schrijven
  • Wat is een betoog?
  • Overbrengen van je inhoud
  • Opbouw betoog

Slide 3 - Slide

Het examen Spreken
  • Je houdt een betoog/presentatie over een stelling
  • Duur:                                                                                                                               Niv. 4 (3F) minimaal 6 , maximaal 8 minuten. Korter dan 6 minuten? Dan mogen we het niet beoordelen
  • Tijdens het examen alleen steekwoorden bij de hand 
  • PowerPoint/Prezi/etc. ter ondersteuning is aan te raden!

Slide 4 - Slide

Betoog
Doel = publiek overtuigen van je standpunt

  • standpunt = mening over onderwerp of vraagstuk
  • je onderbouwt je standpunt met argumenten




Slide 5 - Slide

Wat weet je over een betoog?

Slide 6 - Mind map

Hoe breng je de inhoud van je presentatie het beste over? 

1. Spreek tegen de beoordelaars
2. Gebruik je stem
3. Gebruik je lichaam
4. 'Wees het argument'

Slide 7 - Slide

Opbouw betoog
Je betoog moet een heldere structuur bevatten. Dit kun je doen door je betoog in 3 onderdelen op te bouwen:
  • kop
  • romp
  • staart

Slide 8 - Slide

Welke informatie zou je in de kop (inleiding) terug laten komen?

Slide 9 - Open question

Kop (inleiding)
  • Aandacht publiek trekken (citaat, anekdote, actualiteit)
  • Introductie van jezelf
  • Geef aan waar je presentatie over gaat
  • Noem je gekozen stelling

Slide 10 - Slide

Romp (middenstuk)
  • Leg uit waarom je deze stelling gekozen hebt
  • Geef je standpunt (voor of tegen de stelling)
  • Niveau 4 (3F) Minimaal 2 argumenten voor je standpunt + onderbouwing + voorbeeld
  • Niv. 4 (3F): Minimaal 2 argumenten tegen de stelling. Weerleg deze met tegenargumenten
  • Geef een advies of verwachting voor de toekomst 

Slide 11 - Slide

AUB-model
De focus in het middenstuk ligt op jouw argumenten op de meest overtuigende manier brengen. Je argumenten overtuigend maken kun je bijvoorbeeld doen met behulp van het AUB-model:

1. Eerst zeg je wat het argument (A) is
2. Dan leg je het argument uit (U)
3. Tot slot geef je een voorbeeld: “Dit zien we bijvoorbeeld (B) bij…”

Slide 12 - Slide

Staart (slot)
  • Herhaal standpunt + 1 of meerdere argumenten
  • Geef een samenvatting/conclusie
  • Uitsmijter (slotzin)

Slide 13 - Slide

Spreekschema
Inleiding 
(Kop)
Opening: actualiteit, anekdote, citaat
Introductie
Stelling noemen
Middenstuk (Romp)
Argument voor
Argument voor
Argument tegen + weerlegging
Argument tegen + weerlegging

Slot 
(Staart)
Herhaal standpunt + 1 of meerdere argumenten
Conclusie/samenvatting
Uitsmijter

Slide 14 - Slide

Opdracht 1 De overtuigende verkoper 
  1. Kies elk een willekeurig voorwerp dat voorhanden ligt (stift, telefoon, stoel, etc.)
  2. Bepaal het spreekdoel
  3. De verkoper probeert het voorwerp te ‘verkopen’ aan de klas. Neem drie minuten om het verkoopgesprek voor te bereiden. Let op humor en originaliteit, je presentatie is het belangrijkste bij deze opdracht.
  4. Voer het verkoopgesprek

Slide 15 - Slide

Les 2 Argumentatie
AUB-model:
1. Het argument benoemen
2. Het argument uitleggen 
3. Geef voorbeelden van het argument

Slide 16 - Slide

Opdracht 2 Argumenteren 
1. Maak een groepje van vier personen
2. Kies een van de volgende stellingen:
- Alcoholreclame moet verboden worden
- Bibliotheken zijn overbodig
- De overheid moet de prijs van fastfood verhogen
- Alcoholproducten moeten twee keer zo duur worden.
- Alle wc’s op scholen moeten genderneutraal worden.
3.  Twee zijn voor de stelling en twee zijn tegen de stelling.
4. Beide tweetallen bedenken minimaal drie argumenten (gebruik hiervoor betrouwbare bronnen).
5. Leg elk argument uit en geef een voorbeeld waarmee je het argument concreet maakt.
6. Bedenk een pakkende opening en een uitsmijter.
7. Ga nu met elkaar debatteren over de stelling (voor de klas)!

Slide 17 - Slide

Weerleggen/ontkrachten
1. Aanwijzen van de argumenten van je tegenstanders (minimaal twee)
2. Samenvatten van die argumenten
3. Reageren op die argumenten (Waarom ben je het er niet mee eens of waarom zijn ze niet sterk?)
4. Conclusie geven

Slide 18 - Slide

Voorbeeld
Stelling: Alcoholreclame moet verboden worden

  • standpunt: ik ben voor de stelling
  • argument: het is reclame voor iets ongezonds


Slide 19 - Slide

Stelling: Alcoholreclame moet verboden worden
Argument: Het is reclame voor iets ongezonds
Uitleg: Reclame heeft als doel mensen meer van een product te laten kopen. Van alcoholreclame krijg je dus zin om bijvoorbeeld wijn te drinken. Dat is erg, want van alcohol is slecht voor je gezondheid.
Voorbeeld: Stel: in een reclame heb je de laatste tijd vaak Jillz voorbij zien komen. Daardoor denk je nu eerder aan Jillz en ben je sneller geneigd om dat te kopen. Je kiest dus eerder voor een ongezonde optie.
 

Slide 20 - Slide

Objectieve of subjectieve argumenten?
Welke zijn beter?
-Objectief 
-Subjectief?

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Beoordeling examen Spreken
  • Samenhang
  • Afstemming op doel
  • Afstemming op publiek
  • Woordgebruik en woordenschat
  • Vloeiendheid, verstaanbaarheid, grammaticale beheersing

Slide 23 - Slide

Opdr 3 OefenExamenopdracht Spreken 
  • Kies een stelling van de site www.debatstelling.nl.
  • Elke stelling mag maar één keer gekozen worden!.

Slide 24 - Slide

Tips bij de structuur
  • Inleiding:
    - actuele opening
    - vertel een anekdote
    - citeer een deskundige of een aansprekend persoon
  • Middenstuk:
    - minimaal 3 argumenten voor
    - minimaal 2 argumenten tegen en weerlegging
  • Slot: 
     - geef een duidelijke samenvatting en trek je conclusies
    - probeer kernachtig en speels te eindigen, waarbij je zo mogelijk terugkomt op de inleiding 
    - gebruik GÉÉN clichés: 'Dit was het...'


Zorg voor samenhang in de opbouw en alinea's --> gebruik signaalwoorden!

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

Samenvatten
Geef een samenvatting van je argumenten

Slide 27 - Slide